Boekenweek: Eerste liefde

Deze week is de uitgestelde boekenweek veel in het nieuws, met als vanouds een boekenbal, optredens en een Boekenweekgeschenk van Ilja Leonard Pfeijffer: Monterosso mon amour.  Het thema, Eerste liefde, roept meteen literaire associaties op, zoals Terug tot Ina Damman van Simon Vestdijk, over die onbereikbare liefde van Anton Wachter. Anton Wachter is voor een groot deel Simon Vestdijk zelf, die verliefd was op Lies Koning. Maar misschien was Vestdijk wel het eerst verliefd op de huishoudster Janke of op zijn moeder?  Vaak is de eerste liefde onvervuld en tijdelijk, denk ook aan de gelijknamige novelle van Toergenjev, die zo jammerlijk eindigt met de ontdekking dat de vader van de zestienjarige hoofdpersoon de liefde is van het meisje dat hij aanbidt. Misschien is de herinnering daarom zo hardnekkig en zo smartelijk, want een liefde die voortduurt en sleets wordt, of overgaat in kameraadschap, spreekt minder tot de verbeelding. Romanciers en dichters hebben al sinds mensenheugenis geschreven over die prille, vaak nog zuivere liefde. Anton Koolhaas beschreef het prille geluk in Vanwege een tere huid en ook in dat boek loopt het niet goed af.

In de poëzie vinden we voorbeelden te over, vandaar een bloemlezing op Letterlievend, van de Coninckskinderen in de middeleeuwen, tot Maria Barnas. Bart Moeyaert schreef speciaal voor deze week een boekenweekgedicht:

Kortom

van je ware zijn er zeven op de wereld

je weet nog niet dat ik daar een van ben

 

mogelijk zal ik je nooit omhelzen

toch is de ware liefde onderweg

 

we reizen in een touringbus bergop

bergaf remmen we mee met onze voeten

 

dan stapt weer iemand met de glimlach uit

recht in de armen van een zielsverwant

 

evengoed stapt stervend vuur weer op

of zal ik zeggen: sissend kooltje

 

de achterbank, daar wordt getreurd

ik ben gaan houden van het woordje ongewisss

 

met dat verschil dat jij je tijd verspilt aan

witte nachten, wanhoop, wachtmuziek

 

kortom aan alles wat ons eenzaam maakt

ik ga je op een dag verrassen

 

leef door en zoek of wanhoop niet

de bus rijdt voor en als je mij ziet

 

zeg je: ah

 

Maria Barnas- Eerste Liefde

- voor Rogi Wieg -

 

Mijn eerste liefde schrijft gedichten.

Of zou deze liefde het schrijven van gedichten zijn?

 

Hij weet hoe het moet.

Het mag niet regenen van verdriet en liefde

 

schrijf je niet onthoud ik goed. Maar ik bloed liefde

en verwar het weer met mijn gemoed.

 

Want het regent en het waait en liefdes

lopen in een lange stoet voorbij.

 

Dat gebeurt niet in mijn hoofd meen jij.

Maar dit hoofd is niet van mij.

 

 

 

 

Toon Tellegen - Een jongen

 

Houd ik van haar

of houd ik niet van haar...

 

en hij gooide een gulden op,

kruis was houden van.

 

Het was kruis

en hij hield van haar met nietsontziende liefde,

voor eeuwig, misschien zelfs voor altijd.

 

Maar als het nu eens munt was geweest,

dacht hij.

 

Bladeren vielen van de bomen,

vogels vlogen weg

en weer gooide hij een gulden op.

 

 

Chr. J. van Geel

 

Er was aandacht voor dat meisje

Hoe zij liep hoe zij ging zitten

Hoe de glimlach op haar lippen

Meisje zei en mij en meisje

 

 

Willem Wilmink - Jij en ik

Later zul je bij me wonen.

Later zijn we met z'n beiden.

Dat bedenk ik soms, wanneer je

giechelt met de an'dre meiden.

 

't Is voorlopig nog maar beter

om de zaak geheim te houden,

'k zal je nog maar niet gaan zeggen

dat ik van je ben gaan houden.

 

Later ga ik reizen maken

heel alleen, naar verre landen,

en daar ga ik mensen redden,

redden met mijn eigen handen.

 

Iedereen zal in de kranten

van mijn grote daden lezen.

'Waarom zou die mensenredder

zo ontzettend moedig wezen?'

 

Niemand zal de waarheid weten,

jóu alleen zal ik 't vertellen:

later, als ik zó beroemd ben

dat ik bij je aan durf bellen.

 

Uit: Verzamelde liedjes en gedichten

 

Het waren twee koninghs kindren,

Sy hadden malkander soo lief;

Sy konden by malkander niet komen,

Het water was veel te diep.

 

Wat stack sy op: drie keerssen,

Drie keerssen van twaelf int pont,

Om daer mee te behouden

's Konincks soone van jaren was jonck.

 

Met een quam daer een besje,

Een oude fenynde bes,

En die blies uyt de keerssen

Daer verdroncker dien jongen helt.

 

‘Och moeder,’ seyde sy, ‘moeder

Mijn hoofje doet mijnder soo wee,

Mocht ik 'er een kort half uurtje

Spanceeren al langhs de zee?’

 

‘Och dochter,’ seydese, ‘dochter!

Alleen en meught ghy niet gaen:

Weckt op u jongste suster,

En laet die met u gaen.’

 

‘Mijn alder jongste suster

Dat is also kleynen kint;

Sy pluckt maer al de roosjes

Die sy in haer wegen vint;

 

Sy pluckt maer al de roosjes,

En die bladertjes laet sy staen,

Dan seggen maer al de lieden,

Dat hebben konincx kinderen gedaen.’

 

De moeder gingh na de kercke,

De dochter gingh haren gangh:

Zy gingh maer also verre

Daer sy haer vaders visser vant.

 

‘Och visscher,’ seydese, ‘visscher,

Mijn vaders visscherkijn,

Wout ghy een weynigh visschen,

't Zoud' u wel geloonet zijn.’

 

Hy smeet zijn net in 't water,

De lootjes gingen te gront,

Hoe haest was daer gevisset

's Koninghs sone van jaren was jonck.

 

Wat trock sy van haer hande?

Een vingerling root van gout:

‘Hout daer myns vaders visser,

Dat isser den loone voor jou.’

 

Sy nam hem in de armen,

Sy kusten hem voor sijn mont,

‘Och mondelingh, kost ghy spreken!

Och hertje waert gy der gesont!’

 

Zy nam hem in haer armen,

Zy spronker mee in de zee:

‘Adieu mijn vader en moeder,

Van u leven siet ghy my niet weer.

 

Adieu mijn vader en moeder,

Mijn vriendekens alle gelijck,

Adieu mijn suster en broeder,

Ick vaerder na 't hemelrijk.’

 

 

De tekst van dit lied is in 1716 gepubliceerd in de 27ste druk van het Haerlems Oudt Liedt-boeck. Er zijn liederen met dit thema bekend uit heel Europa en de oudste Nederlandse versie dateert uit ongeveer 1525 en het is in allerlei vormen mondeling overgeleverd. Het verhaal gaat terug tot de Griekse mythe van Hero en Leander.

Het thema van de onbereikbare geliefde was in de middeleeuwen zeer geliefd. De meest bekende toepassing is wel het verhaal van Tristan en Isolde. Maar ook het tragische verhaal van Pyramus en Thisbe werd graag en vaak doorverteld, net zoals de – waargebeurde – liefdesgeschiedenis van Abelard en Heloïse. Na de middeleeuwen is het thema onsterfelijk gemaakt door Shakespeare in zijn Romeo and Juliet.