Klaasje Zevenster 

De lotgevallen van Klaasje Zevenster ligt op het kerkhof van vergeten boeken. In deze roman van Jacob van Lennep worden nogal wat levensverhalen verteld. Het belangrijkste levensverhaal is dat van Klaasje Zevenster. Op sinterklaasavond wordt een baby'tje in een banketbakkersdoos bij Leidse studenten bezorgd. Die adopteren de vondeling en geven het kind een naam: Klaasje Zevenster. Klaasje wordt ondergebracht in een Leids gezin, verblijft tot haar twintigste in een kostschool en moet dan aan het werk. Ze is mooi, altruïstisch, zachtaardig, lief en als stroop voor de mannen. Helaas is deze ideale vrouw niet opgewassen tegen mannen met verkeerde bedoelingen. De omstandigheden werken ook al niet mee. Haar jaloerse werkgeefster zorgt ervoor dat Klaasje tegen haar zin in een bordeel terecht komt. Dat is het begin van het einde voor de heldin van het verhaal. Klik hier voor het hele boek.


Meer over Jacob van Lennep en zijn biografe Marita Matthijssen.

Dichters rijmen

Kan een dichter ook rijmen? Anno 1954 een belangwekkende vraag, want nog geen jaar eerder had Bertus Aafjes in een reeks artikelen in Elseviers Weekblad de aanval geopend op de experimentele gedichten van de Vijftigers. Zij konden met hun ‘verminkt intellect’ alleen maar ‘rauwe a-poëtische kreten’ uitstoten, aldus Aafjes. ‘Lees ik Lucebert’s poëzie, dan heb ik het gevoel dat de SS de poëzie is binnen gemarcheerd.’

Het was dus een gelukkig besluit van de redactie om ‘een aantal Nederlandse poëten’ te vragen ‘een Sinterklaasvers voor ons blad te schrijven’. Onder de inzenders vinden we klinkende namen, en niet alleen uit katholieke kring: Ad. den Besten, Remco Campert, Jan Engelman, Pierre Kemp (in 1954 winnaar van de Amsterdamse poëzieprijs), Michel van der Plas, A. Roland Holst, Bert Voeten en nog twintig andere – meer en minder bekende – dichters. En het resultaat mocht er zijn. De redactie kon tot haar vreugde constateren ‘dat sommige dichters het ècht ook wel kunnen: rijmen; en dat, weer anderen, rijmende, niet kunnen nalaten te gaan dichten.’ Lees verder. 

Uit: Literatuurmuseum


Uiteraard schreef Simon Carmiggelt een mooi melancholiek verhaal over Sinterklaas, waarin net zoals bij  Toon Hermans de armoede in de gezinnen ook een rol speelt. Klik hier voor de tekst. 


Sinterklaas zat te denken ... Een korte geschiedenis van het sinterklaasgedicht

Sinterklaasgedichten behoren tot de gelegenheidspoëzie. Al in de zeventiende eeuw was het in ons land mode om bij bijzondere gelegenheden als huwelijk en verjaardag een gedicht te schrijven. Ook maakten volwassenen toen gedichten bij geschenken, maar niet met Sinterklaas, want aan dat feest deden ze vóór circa 1900 niet mee. Lees verder.

 




 

Het schrijven van een sinterklaasgedicht

Het schrijven van een sinterklaasgedicht

Is werk, dat velen geestelijk ontwricht

Toch zullen zij het ieder jaar weer doen

Terwille van traditie en fatsoen

Hun teint wordt vaal, hun bloed een ijskoud slijm

Terwijl ze wroeten naar een passend rijm (...)

 

Die eerste regel krijgt u heus wel rond

Elk bouwen moet beginnen bij de grond

Zo heeft ook elk gedicht een fundamebnt

Dat is het slot; wees daarop dus attent. (...)

 

Het schrijven van een sinterklaasgedicht

heeft literair niet bijster veel gewicht

En dus maar met de pet ernaar gegooid?

Ziehier een bondig antwoord: Nooit!

 

Toon Hermans hield een prachtige tirade tegen de schijnheilige Sinterklaas die rechtstreeks uit de kroeg kwam en een sprei omgeslagen had waarin de afdruk van een asbak nog zichtbaar was. Klik op de foto links voor een deel van de conference waarvan het publiek niet meer bijkwam.

 

 



Een relativerend gedicht van drs. P voor de sinterklaastijd  (enkele fragmenten).

Sinterklaaslied
U zult het niet geloven
Maar mensen, het is waar
Ik heb alweer een beetje minder zin dan vorig jaar
Een beetje minder adem
Een beetje minder kracht
Wat had u anders van zo'n hoogbejaarde man verwacht

Als ik in mijn kazuifel
Door Kathedralen schuifel
Dan kan het leven er nog wel mee door
Maar komt de maand november
Dan denk ik aan december
En met een holle stem bereid ik mij op 't ergste voor

't Is altijd weer die poespas
En steeds in vol ornaat
Ze noemen mij kapoentje, ik weet niet waar dat op slaat
En altijd die gezichten
Dat snerpende gezang
En niemand die beseft hoe ik naar mijn pensioen verlang

 

Maar ik moet eerlijk zeggen
Ik vind het toch wel fijn
Om net zo populair als Drs. P te zijn...

 


Godfried Bomans over Sinterklaas

 

In het archief van het Literatuurmuseum ligt een met potlood geschreven en later uitgetypt script voor een nooit opgenomen radio-interview met Sinterklaas. Onderaan staat ONVOLLEDIG. Een korte sketch, waarin een vermoeide, stokoude (‘elfhonderd of twaalfhonderd jaar’) Sint het verbaal uitvecht met een interviewer. Het levert een geestig gesprek op: 

 

‘O juist. Wanneer gaat u weer weg, Sinterklaas?’
‘Morgen.’
‘Naar Spanje?’
‘Naar Spanje.’
‘Te paard, Sinterklaas?’
‘Wel nu. U moet die dingen niet geloven. Ik ga gewoon. Met de boot. Maar ik rijd wel het dek op en neer.’

 

Lees hier het hele artikel 

J. Dèr Mouw ( Adwaita) schreef dit ontroerende sonnet dat meer over ouder worden gaat dan over Sinterklaas.

J. Dèr Mouw - Pakjesavond

Dan denk ik aan 't konijntje, dat ik zag
Als kind vóór Sint Niklaas achter het glas
Van dure speelgoedwinkel. O! dat was
Zo'n prachtig beestje, grijs en wit; het lag

Gezellig in zijn mandje in mooi-groen gras;
En als 'k van school kwam, bleef ik iedre dag
Staan kijken, bang, dat 't weg zou zijn. En, ach!
Eens was het weg: en toen begreep ik pas,

Dat ik toch heimlijk steeds was blijven hopen,
dat ik 't zou krijgen. Thuis heb 'k niet gepraat
Over 't konijntje, maar 'k wou niet meer lopen,

Omdat 'k dan huilde, aan die kant van de straat.
Nu zou 'k me zo'n konijntje kunnen kopen,
Maar ik word zelf al grijs. Want alles komt te laat.