Huub van der Lubbe en Jacques Bloem
De Dijk en Huub van der Lubbe waren in de laatste maanden veel in het nieuws. Tot verdriet van velen houden ze op met optreden met de band.
Maar Van der Lubbe zullen we nog wel tegenkomen in zijn publicaties. Hij is immers ook dichter.
Hij zong lang geleden een gedicht van Jacques Bloem, November, en maakte zijn eigen gedicht.
November
Het is niet de oostenwind en niet de regen
Het is niet die hagelbui daartussenin
Het is niet het bladerafval in de stegen
En het korten van de dagen net zomin.
Het kalen van de bomen, je kan ertegen
Ook de koude laat je koud in zekere zin
Je leert je voeten een keer extra vegen
En je verliezen te bezien als licht gewin
Maar het is het besef na al die jaren
Dat nog die blinde gloed niet is getemd
Van je hart dat wild niet te bedaren
Steeds luider klopt in zijn steeds ruimer hemd.
Zo raak je elke herfst somber gestemder
Dat maakt november ieder najaar meer november
Beter goed gejat, dan ......
De rederijkers uit de zestiende en zeventiende eeuw schaamden zich er niet voor het werk van anderen te imiteren. Stijn de Paepe, huisdichter van De Morgen, maakte een pastiche op Marc groet 's morgens de dingen van Paul van Ostayen.
Een gedicht voor alle slapelozen in de Coronacrisis
met een verwijzing naar Willem Kloos.
Annie M .G. Schmidt - Vier uur ‘s morgens
Waarom is er geen club van slapelozen?
Men is zo eenzaam als men wakker ligt.
Kijk, aan het voeteneind zit mijn neurose
en ziet mij aan met een bedroefd gezicht.
Ik heb ‘s nachts altijd zoveel te betalen!
Veel meer dan overdag. En ik ben bang
voor oorlog en voor ziektes en voor kwalen;
Ik tel de friemeltjes op het behang,
en ga vergeefs in mijn bewustzijn dreggen
of ik daar iets plezierigs vinden kan.
Zou ‘t helpen als ik verzen op ging zeggen?
Van Willem Kloos? Vooruit, daar gaat ie dan:
Ik ween om bloemen in de knop gebroken
en voor den uchtend van hun rom tom tom
ik ween om… dingen… die niet zijn ontloken
en om… Toe, nou, waar weende Willem om?
Op dit uur kan men zich tot niemand wenden.
De telefoon slaapt, leunend aan de muur.
De boeken slapen, moe van hun ellende
en ook de mensen slapen op dit uur,
en alle kindertjes, in hun pyjama’s
en alle vogeltjes in het plantsoen
de zeehonden in Artis en de lama’s
ze slapen, er is niets met ze te doen.
De uilen slapen niet, heb ik gelezen,
maar hoe krijg ik een uil in dit vertrek?
En ook dan nog, al zou d’r eentje wezen
hebben we dan wel stof voor een gesprek?
Wat ben ik wakker, o, wat ben ik wakker!
… en om mijn herte dat niet werd verstaan…
he he, dat was het. Kloos was ook een stakker.
Is het nu nog geen tijd om op te staan?
Uit: Weer of geen weer (1954)
Nico Dijkshoorn schreef in de Volkskrant een mooi stuk over C. Buddingh en de invloed die zijn gedichten op hem hebben gehad.
Nooit meer slapen
Het afgelopen jaar is een van de beste romans van Willem Frederik Hermans verfilmd onder de titel Beyond sleep. Nooit meer slapen is het verhaal van Alfred Issendorf die in Noorwegen op zoek gaat naar inslagen van meterorietkraters en ze niet vindt. Hij slaapt tijdens deze expeditie nauwelijks door het gezoem van de muggen en het licht. Als zijn reisgenoot Arne verongelukt is, denkt Alfred "Dit is nooit meer slapen." Een roman waarin het menselijk falen, eenzaamheid en de vader- en- zoonrelatie centraal staan.
Yellow claw schreef een nummer met dezelfde titel.
Een nieuwe lente 2.0
Ieder voorjaar kom je ze weer tegen. Krantenkoppen, advertentieregels of radioreclames beginnend met:
'Een nieuwe lente en een nieuw....'. Soms is er een mooie variatie, zoals in Trouw: Een nieuwe lente, een oud verhaal.
Tweede gebruik van literatuur
Tekening : Siegfried Woldhek
De afgelopen tijd waren de ruzies bij Forum voor Democratie het gesprek van de dag. Als er iemand de allusie als retorisch wapen gebruikt, is het Thierry Baudet wel. Er was natuurlijk veel leedvermaak in verschillende geledingen. Het Shakespeareaanse koningsdrama was gefundenes Fressen voor cabaretiers en columnisten. Zo ook voor Tommy Wieringa .Tussen droom en daad staan wetten in de weg is een van de meest geciteerde regels van Elsschot, uit Het huwelijk.
Willem Elsschot- Het huwelijk
Toen hij bespeurde hoe de nevel van de tijd
in d'ogen van zijn vrouw de vonken uit kwam doven,
haar wangen had verweerd, haar voorhoofd had doorkloven
toen wendde hij zich af en vrat zich op van spijt.
Hij vloekte en ging te keer en trok zich bij de baard
en mat haar met de blik, maar kon niet meer begeren,
hij zag de grootse zonde in duivelsplicht verkeren
en hoe zij tot hem opkeek als een stervend paard.
Maar sterven deed zij niet, al zoog zijn helse mond
het merg uit haar gebeente, dat haar toch bleef dragen.
Zij dorst niet spreken meer, niet vragen of niet klagen,
en rilde waar zij stond, maar leefde en bleef gezond.
Hij dacht: ik sla haar dood en steek het huis in brand.
Ik moet de schimmel van mijn stramme voeten wassen
en rennen door het vuur en door het water plassen
tot bij een ander lief in enig ander land.
Maar doodslaan deed hij niet, want tussen droom en daad
staan wetten in de weg en praktische bezwaren,
en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren,
en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat.
Zo gingen jaren heen. De kindren werden groot
en zagen dat de man die zij hun vader heetten,
bewegingloos en zwijgend bij het vuur gezeten,
een godvergeten en vervaarlijke aanblik bood.
Uit: Verzen van Willem Elsschot
Luchtverkeer - C. Buddingh
het moet lente ’35 geweest zijn:
we speelden uit, met dfc-a,
tegen de alblasserdam-junioren:
het was een rommelige wedstrijd, met veel
gehaak en gejoel – op een zeker moment
raakte de vader van onze linksbuiten
(als toeschouwer meegekomen) haast slaags
met twee forse boeren, nadat de rechtsback
zijn lieve zoontje de grond in boorde;
maar juist toen een algemeen klopfestijn dreigde
kwam eensklaps de hindenburg aangezweefd:
daar stonden wij, de alblasserdammers
in oranje shirts met de witte baan
en witte broeken, wij in het rood,
ook met witte broeken, de scheidsrechter keurig
in ’t zwart op het sappige groene veld,
en boven ons hoofd, door de koelblauwe lucht,
gleed de zeppelin, precies zoals hij
steeds zo mooi in de kranten beschreven werd:
een lange slanke zilveren sigaar
(zij het dan wel zonder bandje)
we keken allemaal even omhoog
in de stilte, die plotseling viel, die vreemde
stilte, een stilte zoals ik die
alleen uit zondagsschoolboekjes kende
daarna ging het spel rustig verder, we wonnen
met 4 – 2 uiteindelijk, (ik maakte twee goals)
Nooit meer slapen is ook de naam van een radioprogramma over cultuur, dat voor 2014 de naam De avonden droeg . Ook al zo'n klassieke boektitel.
WFH maakte zelf als geograaf ook expedities mee in Noorwegen. In het literatuurmuseum zijn daarover verhalen te vinden.
Joop Visser ( Jaap Fischer) citeerde eveneens Herman Gorter in
Een nieuwe lente, een prima begin
Voor 'n nieuwe vrind, of een nieuwe vriendin
Een nieuwe lente, een prima moment
Voor 'n andere vrouw, of een andere vent.
Maar er is nog zo'n prachtige zin van Herman Gorter. Deze zin wordt veel minder gebruikt. Daarom hier het hele gedicht.
De dag gaat open als een gouden roos
De dag gaat open als een gouden roos;
ik sta aan 't raam en zend mijn adem uit,
het veld is stil, en nauwlijks één geluid
breekt naar het koepelblauw bij tussenpoos.
En in mijn kamer, als een donkre doos,
waarvoor de parels hangen aan de ruit,
ga 'k heen en weer, tot waar mijn wandling stuit
en ik bij donkren wand stil peinzend poos.
Ik heb 't gevonden, het mensengeluk,
als moest ik worden vier en dertig jaar
eer ik het vond, en ging veel trachten stuk
in spannend worstlen en ijdel gebaar.
Maar zo zeker als daarbuiten de zon de
wereld befloerst, heb ik 't geluk gevonden.
Hieronder op deze pagina in de linkerkolom de prelude op het allegorische gedicht over de maand Mei. De eerste regels zitten vol met klank en licht en Homerische vergelijkingen.
In februari 2016 werd een spraakmakende tentoonstelling van werk van Jeroen Bosch door onze koning geopend in Den Bosch. Wat heeft die tentoonstelling met Nederlandse literatuur te maken? In het Helmonds gemeentemuseum weten ze dat en laten ze het zien in de tentoonstelling 'De zeven zonden van Helmond, Jeroen Bosch in de hedendaagse kunst' en vertonen Het grote gebeuren van Belcampo. In de tentoonstelling is een verfilming door Jaap Drupsteen te zien van dit meesterlijke apocalyptische verhaal.
Tweede gebruik van Jeroen Bosch en van Belcampo: een boektitel van Cornelis Verhoeven en de naam van een literatuurfestival dat elk jaar in Groningen plaatsvindt..
Dat Bordewijk een liefhebber van de schilderkunst in het algemeen en die van de zeventiende eeuw in het bijzonder was, is bekend. De Hel uit de novelle Bint wordt vaak in verband gebracht met het werk van Jeroen Bosch, van wie Bordewijk zelf blijkens uitspraken uit 1950 niet erg onder de indruk was, maar de Hel des te meer: ‘Hij leidde hen voor de schilderij van Jeroen Bosch vol duivels, ondieren, geplaagde mensen. Zij troepten aandachtig samen. Hij glimlachte. Hij kon hen nauwelijks weer buiten krijgen. Whimpysinger en De Moraatz waren wild van het doek. In de poort trapten zij naar elkaar.’
Hebban is ook de naam van een Nederlandse boeksite
Hebban olla vogala nestas higunnan
hinase hic enda thu wat unbiddan wi nu
De 'eerste' geschreven regel in het Nederlands,
geschreven rond 1100 in een Engels klooster
door een Vlaamse monnik in de marge van een manuscript.
Remco Campert verwees subtiel naar deze zin in het
gedicht dat hij schreef toen hij met zijn geliefde Fritzi ten Harmsen van der Beek op Jagtlust woonde.
In het stoffige groen van de nazomer
heb ik van je gehouden
als jaloezie op liefde wijst.
Hazen hebben hun legers
en zelfs de wind zoekt ‘s nachts
toevlucht in het hoge gras.
De ochtend brak aan
gezien door een whiskyglas
en in de nevels dansten de koeien.
Alle vogels vlogen af en aan
behalve jij en ik.
Annejet van der Zijl schreef een prachtig boek over Jagtlust, een plek waar alles kon in het Gooi, met Fritzi ten Harmsen van der Beek als het stralend middelpunt. . "Je stampte met je voet en het was feest, ' zei Remco Campert over zijn tijd daar .
Hugo Brems schrijft in zijn voorwoord bij zijn Literatuurgeschiedenis van de Nederlandse literatuur 1945-2005 dat hij bij zijn titel ook moest denken aan een gedicht van Gerrit Kouwenaar uit 2005.
Binnen
Wat je niet allemaal bestaan hebt, onteigend
omhelsd hebt, geweest bent, nu zit je
op wacht aan je bed
je bladert het boek door, bevingert de woorden
wantrouwt je gereedschap, stofgoud cicaden
het brood is verlegen, wil niet verstenen
het horloge maalt meel en weet het nooit zeker
diep in de tuin dooft het buitenste binnen
altijd die vogels die nesten beginnen -
Uit: Het bezit van een ruïne
November 2015. De wereld schrikt opnieuw op van terroristische geweld, weer in Parijs. Angst en verbijstering houden veel mensen in hun greep. Er wordt gesproken over in oorlog zijn met IS. Anne Vegter, de dichter des vaderlands, schrijft een gedicht. Dit gedicht is ook onmiskenbaar geïnspireerd door het gedicht Vrede van Leo Vroman.
Het monster van de angst
kom vanavond uit je huizen,
tien keer honderd, duizenden
slecht vanavond alle grenzen
sluit je aan bij al die mensen
die verhalen van hun harten
die op zaterdag verschroeiden
aan de kranten die ontvlamden
in miljoenmiljoenen handen
kom vanavond uit je huizen
tien keer honderd, duizenden
stemmen gaan over pleinen
scherper, luider, groter, kleiner:
om de angst nu af te leren
die ons vreet, ons wil verteren
kom vanavond uit je huizen,
honderden maal duizenden
om dat monster te bezweren
Karakterloos lezen - Christiaan Weyts
Als politici meer literatuur zouden lezen, zou de wereld er een stuk beter voor staan. Die stelling las ik laatst in een essay van de Russische schrijver en Nobelprijswinnaar Joseph Brodsky. Even dacht ik dat we met Jan Peter Balkenende dan toch een goede leider hebben. Voor het zomerreces geeft hij zijn kabinetsleden namelijk altijd een roman cadeau; dit jaar eentje van Dave Eggers. Zelf heeft hij Karakter van F. Bordewijk herlezen, zo bleek maandag bij zijn toespraak aan de Erasmus Universiteit, waar hij de held uit 'dit puur Rotterdamse boek als lichtend voorbeeld wilde stellen voor een'nieuw arbeidsethos. Over de held Katadreuffe zei Balkenende: 'Hij werkt, studeert, brengt offers en grijpt dej kansen die hem geboden worden met beide handen aan. Ondanks – of misschien wel mede dankzij – de tegenwerking van zijn vader, weet hij uiteindelijk zijn ideaal te bereiken. Een kwestie van karakter.'
Hier verstomt het verstand. Heeft de premier het boek wel gelézen? Dan wist hij dat Karakter juist over de ontluistering en schaduwkant gaat van dit arbeidsethos. In zijn verbeten strijd om een positie verliest Katadreuffe oog voor wat werkelijk van belang is, zoals menselijke relaties.
NRC, 2008
Remco Campert verwees dit jaar in de Vk naar Vroman.
Vrede
Eind april, begin mei: het is de tijd van dodenherdenking en bevrijdingsdag. Veel aankondigingen van bijeenkomstem, theatervoorstellingen en boeken hebben als titel of ondertitel de woorden 'Kom vanavond met verhalen'.
Komt een duif van honderd pond,
een olijfboom in zijn klauwen,
bij mijn oren met zijn mond
vol van koren zoete vrouwen,
vol van kirrende verhalen
hoe de oorlog is verdwenen
en herhaalt ze honderd malen:
alle malen zal ik wenen.
(..)
Kom vanavond met verhalen
hoe de oorlog is verdwenen,
en herhaal ze honderd malen:
alle malen zal ik wenen.
Leo Vroman (1915-2014) Uit: Uit slaapwandelen, 1957
Eveneens van Leo Vroman is dit gedicht
Vaarwel terrorist vaarwel (fragment)
Elk droomt alleen en wordt alleen
wakker in een eigen taal
maar één ding hebben wij gemeen:
wij zijn onschuldig, allemaal,
en wat elk leven ook beduidt
dat legt diens dood aan niemand uit.
Het meisje met de mooiste benen
kwijt, het kind in een gewaad
ontwakende wanneer zijn straat
en ook zijn armen zijn verdwenen -
welk feest wordt op hun pijn gebouwd?
Wie ooit een levend wezen sloeg
dat worstelwarm was en vertrouwd
wordt woedend groot en wroegend oud.
Geen God die ooit om wreedheid vroeg:
het noodlot is al wreed genoeg.
Brooklijn, 15 jan. 1984
Ingmar Heytze was stadsdichter van Utrecht en richtte het stadsdichterscollectief op. Hij verwijst in de Heycopstraat in Utrecht naar het gedicht van Leo Vroman, Voor wie dit leest, met de beroemde regels
Lees dit dan als een lang verwachte brief,
en wees gerust, en vrees niet de gedachte
dat U door deze woorden werd gekust:
Ik heb je zo lief.
C.B. Vaandragers gedicht in Hotel New York in Rotterdam.
De titel van de naturalistische roman van Louis Couperus zie je vaak in krantenartikelen, al dan niet verkort. .
De Dapperstaat van Jacques Bloem: Amsterdam tegenover halte 12 van tramlijn 9.
Alles is veel voor wie niet veel verwacht en Domweg gelukkig in de Dapperstraat zijn de beroemdste regels.
Dit fragment van een nagelaten tekst van J.H. Leopold is te vinden op de gevel van Hotel Bazar in de Witte de Withstraat in Rotterdam. Leopold was leraar aan het Erasmiaans Gymnasium in dezelfde stad.
in opkomst, stilstand, verdergang,
in alles is een oogopslag,
is een bizonder iets bedoeld
en is een zachte blik gebleken,
een trillend donzen wenkbrauwknik,
een aanzien en in zwijgen spreken
<en> dit en hun verband
en der gedachten samenstel,
dit meenen, ernst
gij weet het, o gij weet het wel.
Uit het gedicht Het huwelijk van Willem Elsschot komen de veel geciteerde regels :
want tussen droom en daad
staan wetten in de weg en praktische bezwaren,
en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren,
en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat.
Hanneke Adelaar, beeldend kunstenaar
te Breda maakte ooglampjes met het gedicht
van K. Schippers erop.
Je hebt de dingen niet nodig om te zien
De dingen hebben jou nodig
om gezien te worden.
En in de wereld van de fairtrade had men zo een naam gevonden voor eerlijke producten. De volledige titel van het boek van Eduard Douwes Dekker luidt dan ook Max Havelaar of de koffijveilingen der Nederlandse handelmaatschappij.
Deze dichtregel uit het vers De zeer oude zingt van Lucebert staat in grote neonletters op het dak van de Willem de Kooning Academie (bij Station Rotterdam Blaak).
In de roman Het huis achter de wilgen van Mariëtte Haveman ( 2015) wordt ernaar verwezen.
Vanuit haar woning nabij station Blaak in Rotterdam ziet de hoofdpersoon Marijn elke avond in neonletters de beroemde regel van Lucebert: 'alles van waarde is weerloos'. Soms gaat er een letter kapot, vaak de w, kwetsbaar vanwege zijn uitsteeksels. Daarom leest ze op een avond: 'alles van aarde is eerloos'.
de zeer oude zingt
er is niet meer bij weinig
noch is er minder
nog is onzeker wat er was
wat wordt wordt willoos
eerst als het is is het ernst
het herinnert zich heilloos
en blijft ijlings
alles van waarde is weerloos
wordt van aanraakbaarheid rijk
en aan alles gelijk
als het hart van de tijd
als het hart van de tijd
'Alles van waarde is weerloos, zeker de pad
Reportage Elk voorjaar tijdens de paddentrek rijden we een miljoen padden aan gort. Vrijwilligers redden de dieren bij de oversteek met trappetjes en emmers'
Volkskrant, Margreet Vermeulen 3 april 2015
Barbertje moet hangen
Barbertje moet hangen betekent íémand moet de schuld krijgen, of hij/zij het nu gedaan heeft of niet.
De uitdrukking is ontleend aan het motto van de Max Havelaar (1860), het beroemde boek van Multatuli. Dat motto begint met de volgende dialoog:
GERECHTSDIENAAR
Mynheer de rechter, daar is de man die Barbertje vermoord heeft.
RECHTER
Die man moet hangen. Hoe heeft hy dat aangelegd?
GERECHTSDIENAAR
Hy heeft haar in kleine stukjes gesneden, en ingezouten.
RECHTER
Daaraan heeft hy zeer verkeerd gedaan. Hy moet hangen.
Uit dit citaat wordt duidelijk dat de zegswijze verkeerd geciteerd is: het is juist Barbertje die vermoord zou zijn, en haar mán moet daarvoor hangen. (Even later komt Barbertje zelf opdagen (springlevend en kerngezond), maar haar man moet volgens de rechter toch "hangen", op beschuldiging van "eigenwaan".)
Wanneer de persoonsverwisseling in Barbertje moet hangen voor het eerst voorkwam, is niet bekend. Het oudst bekende voorbeeld dateert van 12 juli 1879 en stond in het Soerabaijasch handelsblad.
Volgens het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) is er ook een woord vernoemd naar deze uitdrukking: een barbertje is een mandje dat je onder een kastplank kunt hangen (meestal om sokken in te doen).
Voorbij, voorbij, o en voorgoed voorbij
Naast de liefde was er een tweede weerbarstig onderwerp in het Zomergast-gesprek van Wilfried de Jong met Reinbert de Leeuw. Memento mori, voegde de interviewer zijn gast toe, want lang kon het niet meer duren.
Voorbij, voorbij, o en voorgoed voorbij
Wij vroegen u een gedicht van Remco Campert, vol van de melancholie om de voorbije feestdagen. Een week van weemoed blijken de laatste dagen van het jaar voor bijna iedereen....
De woorden uit de titels hiernaast zijn ontleend aan een gedicht van Jacques Bloem: Herinnering
De gloeiende avond in de kleine stad:
Verlichte ramen stonden ruisend open
Naar zomertuinen en het langzaam lopen
Van de geliefden langs het grijze pad
Als dit geheime ooit wéér te leven was:
Hoe dat het zachte licht van een lantaren
Scheen op de donkere, gedempte blaren,
Wist het hart, dat het van den dood genas.
Maar het vergankelijke kent geen keer
Dan in de opstanding der herinneringen;
Gistren is even ver als deze dingen:
In het verleden is de tijd niet meer.
Toch zullen bij het sluiten van den kring,
Waarin ons dreef des levens streng beschikken,
Die als de lucht onhoudbare ogenblikken
Onze enige eer zijn en rechtvaardiging.
En zullen we, in de wervling van den tijd
En de vervoeringen, die niet beklijven,
Indachtig aan onze oude dagen blijven
Met onvergankelijke aanhanklijkheid.
Tot aan het zwichten en het laatst getij,
Wanneer de wereld één wordt met het duistren,
En wij de niet te horen woorden fluistren:
Voorbij, voorbij, o en voorgoed voorbij.
Hendrik Marsman schreef een gedicht dat als geen ander het rivierenlandschap van Nederland wergeeft. Het heet Herinnering aan Holland, maar begint met de regels Denkend aan Holland zie ik brede rivieren traag door oneindig laagland gaan. Die eerste drie woorden kan je natuurlijk overal voor gebruiken.
Naast de Max Havelaar vormen de Ideën (Ideeën) het hoofdwerk van Multatuli. Ze verschijnen tussen 1862 en 1877 in zeven bundels en bevatten een roman (De geschiedenis van Woutertje Pieterse), een toneelstuk (Vorstenschool) en betogen, artikelen, essays, vooral maatschappijkritisch van aard. Multatuli schaaft voortdurend aan deze teksten die hij consequent in zijn eigen spelling (zie titel) publiceert. Na zijn dood wordt de eerst door diverse delen verweven roman Woutertje Pieterse apart gepubliceerd. In de van Oldenbarneveltstaat in Rotterdam hangt Idee 155.