Nu, ik ben bereid

in zo’n engel te geloven. Ogen

gaan open: ik spreid handen

tot een gebaar

van waar welkom en verbaasde appreciatie

voor gratie en gemak

waarmee de engel zonder kap van wolken

en zonder sterrenhengel

in ons aller deur staat

onder ons aller dak.

gemaakt van zulk een stof

als waarvan wij allen gemaakt zijn.

Remco Campert ( fragment van Wallace Stevens)

 

Kerstnacht

Kerstnacht - het woord is als een lafenis,
een koele sneeuw, glanzend onder het zachte
stralen der sterren - op de landen is
het weerloos stil, een ongerept verwachten.

Kerstnacht - het eenzaam zwerven der gedachten
rondom het oud verhaal, het nimmer uit te spreken
verlangen naar het helder zingen in de nacht en
het opgaan van de ster, een lichtend teken.

Kerstnacht - het sneeuwt op uw geschonden aarde,
dun en verstuivend dekt een huivering
van ijle val, een lichte zuivering
het vragen, dat wij ongestild bewaarden.

Ida Gerhardt 

 

Winter

Winter. Je ziet weer de bomen door het bos, en dit licht is geen licht maar inzicht:

er is niets nieuws zonder de zon.

En toch is ook de nacht niet uitzichtloos, zolang er sneeuw ligt is het nooit volledig duister, nee, er is de klaarte van een soort geloof dat het nooit helemaal donker wordt. Zolang er sneeuw ligt is er hoop.

Herman de Coninck

 

 

Geen kerstcantate

Niet alleen in het holst
van de nacht van het jaar,
iedere dag van het jaar
heeft het licht het koud.

Het vraagt om geen engelenstemmen,
het hongert naar
een beetje gerechtigheid
aan deze kant van de tijd.

En dromen doet het ook niet van
eeuwig hemelse zomers
in en om het vaderhuis,
het hunkert naar

aardse dagen ooit
zonder marteling en moord,
het licht dat van puur licht
kind is en woord.

Hans Andreus

Dof violet

Dof violet is 't west en paarsig grijs. 

Nog wandel 'k door het zwaar berijpte gras, 

En hoor naast me op de vaart het fijn gekras
Van schaatsen over 't hol rinkelend ijs:

Ik heb 't gevoel, of 'k op 't bevroren glas
Cirk'lend, zwevend, zwenkend op kunst'ge wijs,
Met 't buigend bovenlichaam daal en rijs:
'T is in mijn rug, of 'k zelf op schaatsen was.

Zo hoop 'k dat, langs wiens geest mijn verzen glijen,
Alleen, in paren, of in lange rijen,
Schomm'lend op maat en rijm van hollands staal,

Dat hij de wind, die mij droeg, zelf hoort waaien,
En 't fijn slieren en 't heerlijk brede zwaaien
Voelt van zijn eigen stemming in mijn taal.

Johan Andreas Dèr Mouw

Of hoe dat heet

Gelukkig dat
Het licht bestaat

en dat het met
me doet en praat

en dat ik weet
dat ik er vandaan

kom, van het licht
of hoe dat heet.

Hans Andreus

 

 

Het kind

Wonderlijk is het kind verbonden met de dingen:
zachte schaduw van blaren op de grond,
een kleine ritselende tros seringen,
het vonkend water in de havenmond,

het lichte wiegen van sneeuwvlokken, ‘t glijden
en smelten langs het warme vensterglas,
het dof-muziekend ijs waar schaatsers rijden
en hij terzij staat op ‘t bevroren gras:

hij weet het niet, maar door zijn grote ogen
zinkt het als in een onvertroebeld meer
en, ouder geworden, over zichzelf gebogen,
vindt hij het alles op de bodem weer.

W. Hessels

Kerstlied van de supporters

We waren van 't voetbal teruggekeerd,

we hadden een treinstel verruïneerd

en we liepen nog wat door de angstige stad

en toen riep er eenje: Hé! Zie je dat!

Daar is verdomme

een ster gekomme!

 

Toen riep er een ander: 'Heremejee,

dat is een nieuw geintje van de ME:

nu jagen ze ons weer op de vlucht

met helicopters, hoog in de lucht,

en er zijn honden

aan vastgebonden.'

 

Maar je hoorde geen motor, het bleef zo stil,

en min of meer tegen onze wil

liepen we mee met die zwervende ster

en Japie zei nog: ik zie al van ver

waar die ster heengaat:

'Tweede Jan Steenstraat.'

 

Een dronken kerel zong er een lied:

'Driehoog achter is het geschied.'

En hij had gelijk in zijn dronkenschap,

dus wij liepen over een donkere trap

zachter en zachter

naar driehoog achter.

Willem Wilmink 

---------------------------------------

uit: 'We zien wel wat het wordt', 1985.

Tijd

Tijd –het is vreemd, het is vreemd mooi ook

nooit te zullen weten wat het is

en toch, hoeveel van wat er in ons leeft is ouder

dan wij, hoeveel daarvan zal ons overleven

zoals een pasgeboren kind kijkt alsof het kijkt

naar iets in zichzelf, iets ziet daar

wat het meekreeg

zoals Rembrandt kijkt op de laatste portretten

van zichzelf alsof hij ziet waar hij heengaat

een verte voorbij onze ogen

het is vreemd maar ook vreemd

mooi te bedenken

dat ooit niemand meer zal weten

dat we hebben geleefd

te bedenken hoe nu we leven, hoe hier

maar ook hoe niets ons leven zou zijn zonder

de echo’s van de onbekende diepten in ons hoofd

niet de tijd gaat voorbij, maar jij,en ik

buiten onze gedachten is geen tijd

we stonden deze zomer op de rand van een dal

om ons heen alleen wind 

Rutger Kopland

 

Zelf

En als we ons zelf nu eens achterlieten?

Daar gaat het,

zonder groeten, mokkend en tobbend

op zoek naar iets beters.

Het kijkt niet eens om.

En wij?

Wij moeten eerst wennen

aan dit stralende landschap

van vroeger en later,

van lichtende tijd zonder nu.

Cees Nooteboom

 

Troostlied voor wie met kerst alleen is

Wees niet zo bang voor Kerst.

Het zijn twee dagen,

dat is niet meer dan achtenveertig uur.

En uren, het ene vlug, het andere trager,

uren vervliegen op den duur.

 

Raak niet verloren in herinneringen,

wees toch een beetje wijzer deze keer.

Zing maar 'Stille nacht' als je kunt zingen,

want stil zal het zijn, die nachten. Zeer.

 

Zing in jezelf: 'De witte vlokken zweven.'

Terwijl de regen langs de pannen ruist.

Het kind is niet in Bethlehem gebleven:

Het is naar Golgotha verhuisd.

 

Gedenk de dieren op de schalen en borden,

die zitten meer dan jij in de puree.

Eten is beter dan gegeten worden

ook in de glans van Lucas 2.

 

Zeg 'nee' als mensen je te eten vragen,

want in een andermans gelukkige gezin

daar is de kerstboom enkel te verdragen

met een uitslaande brand erin.

Willem Wilmink

 

Anne Sexton- Sneeuw

 

Sneeuw,

gezegende sneeuw,

valt uit de lucht

als gebleekte vliegen.

De grond is niet meer naakt.

De grond heeft zijn kleren aan.

De bomen duwen in de donsdekens

en elke tak draagt de sok van God.

Er is hoop.

Er is overal hoop.

Ik bijt erin.

Iemand zei eens:

bijt niet voor je zeker weet

of het een brood of een steen is.

Ik bijt in louter brood

rijzend, gistend als een wolk.

Er is hoop.

Er is overal hoop.

Vandaag geeft God melk

en heb ik de emmer.

Vertaling Ellen Deckwitz

Bernlef - Zwijgende man

 

Wie wat wil zeggen

heeft winter nodig

kale takken zonder blad

 

Spoor van vogels niet

hun fluiten water

ongenaakbaar hard en glad

 

Wie dat wil

heeft in zijn ogen iets gespaard

dat kijken heet

 

Wie dat kan

weet in zijn zwijgen

wat hij zegt

het best bewaard

 

Uit: Achter de rug . Gedichten 1960-1990