letterlievend

Breda Photo meets Paul van Ostayen

Foto: Joost Rutten

In Breda is weer heel wat fotografie te zien, zowel binnen, bijvoorbeeld in de Grote Kerk (of OLV-kerk) als op bijzondere terreinen in de stad. Een van die locaties is 't Zoet, waar vroeger de suikerfabriek stond. De oudere Bredanaars herinneren zich de stank van de suikerbieten in de herfstmaanden nog en de bevuilde straten in de buurt van de haven. Nu is er ruimte voor eigentijds werk, over een tijd zal een nieuwe wijk gebouwd worden. Een van de enorme foto's deed me onmiddellijk denken aan het absurde verhaal van Paul van Ostayen, Waarachtige voetbalkamp. De Grotesken schreef Van Ostayen nadat hij gevlucht was naar Berlijn en zijn humanistisch-idealistisch werk had opgegeven. Hij werd daar zeker beïnvloed door Dadaïsten als Schwitters, Hausmann, en Grosz. 

Waarachtige voetbalkamp

De linksbuiten kreeg de bal te pakken, liep er mee op en schoot direkt naar het doel. De doelman evenwel was op zijn plaats. Hij ving het keiharde schot van de linksbuiten op, maar was niet gelukkig bij het wegwerken. De linksbinnen kon op zijn beurt de bal opnemen en er mee tot dicht bij het doel lopen; dan, op zijn beurt, schoot hij naar doel. Toen was het dat het afschuwwekkende gebeurde, zo afgrijselik dat niemand, aanvankelik, het begreep. Het schot van de linksbinnen, nog keiharder gegeven dan dat van de linksbuiten, had de bal tegen het hoofd van de doelman gezonden. Zonder dubio, zonder aarzelen, zonder pijn ook mag men haast denken, gleed het hoofd van de doelman van de hals en bleef, dicht bij het staande lichaam, liggen op de witte lijn van het doel. Monden gingen open en dan weer toe, hartstochtelik; men merkte: ‘nog was het doel niet gemaakt. De bal lag op de lijn.’ Maar de bal, boven op de hals, had een paar maal, als een tol, op zijn as gedraaid en was dan resoluut boven op de romp blijven staan. Van het gebeurde onbewust, volgde men met spanning de partij en of de doelman bij machte zou zijn een zo geconcentreerde aanval te boven te komen. Alleen de middenvoor had, hoe snel dit alles ook ging, de gebeurtenis bijna op de voet gevolgd. Hij liep op, tot bij de doelman, daar echter aarzelde hij een ogenblik, omdat hij niet wist hoe de bal te bereiken. Hij meende echter van de opwinding gebruik te kunnen maken en sloeg, met een flinke mep, de bal van de romp van de doelwacht, het doel binnen.

‘Fout’ klonk het uit tienduizend monden. Maar toen, door deze trilling van de lucht in zijn evenwicht geschokt, het lichaam van de doelman achteroverstortte, begreep men de afschuwelike waarheid.

Sportieve kameraadschap wil dat, in zulke omstandigheden, de kamp worde ge-

schorst. En dat deed men. Maar het toepassen van deze maatregel kon niet beletten dat de middenvoor oorverdovend werd uitgejouwd.

Eindelik in de kleedkamer aangekomen, zei de linksbuiten tot hem, bij wijze van vergoeliking: ‘dat uitjouwen is er te veel aan. Maar dat belet niet, Anton, dat je dat met die “fout” toch werkelik niet had mogen doen.’

Uit: Verzameld proza, Grotesken 


Andere foto's binnen het thema Journeys verwijzen naar verhalen over Afrikanen buiten hun geboorteland. Foto: Victor Diop. Hierbij moest ik denken aan de historische roman De Zwarte met het witte hart van Arthur Japin. 



Bij Watou

Als dit Engeland was

zou ik beter kijken.

(Vrij naar K. Schippers)

Kunstenfestival

In het dorp Watou werd weer het jaarlijkse kunstenfestival georganiseerd en keek je op heel aandachtige wijze naar al het gewone in het dorp. De meest lelijke schuur of fabrieksruimte krijgt door de kunst en poëzie zeggingskracht. Precies zoals K. Schippers en C. Buddingh' dat al veel eerder in het tijdschrift Barbarber lieten zien. 

De schoonheid van het alledaagse, de humor in gedichten, het relativerende. 

C. Budding'- PLUK DE DAG

Vanochtend, na het ontbijt,
ontdekte ik, door mijn verstrooidheid,
dat het deksel van een middelgroot potje
marmite
(het 4
oz net formaat)
precies past op een klein potje
heinz sandwich spread

natuurlijk heb ik toen meteen geprobeerd
of het sandwich spread-dekseltje
ook op het
marmite-potje paste

En jawel hoor: het paste eveneens


Bedenkt of dit een man is

Die werkt in de modder

Die geen vrede kent

Die vecht om een stuk brood

Die sterft om een ja of een nee.

 

Bedenkt of dit een vrouw is

Zonder haar en zonder naam

Zonder herinnering aan wat was

Met lege ogen en koude schoot

Als een kikvors in de winter.

4 mei 2024

Nederland is in gespannen afwachting van de dodenherdenking op de Dam in Amsterdam. Iedereen heeft een mening over de veiligheidsmaatregelen van de burgemeester en toegangskaarten zijn zelfs verhandeld op Marktplaats. Dit alles staat ver af van waar de dodenherdenking eigenlijk om draait.

In Verona, op dagen dat we overspoeld werden door zon en het dolce vita van Emilia Romagna liep ik tegen een imposant gedenkteken voor de oorlogsslachtoffers van die stad aan. Het deed denken aan het werk van de Nederlandse kunstenaar en dichter Armando en het riep ook het boek Is dit een mens van Primo Levi in mijn gedachten op.

 

Het is het ultieme boek over waartoe de mens in staat is, zowel in de zin van het kwaad ten opzichte van de ander als van de overlevingskracht. Levi schreef de eerste versie al direct na de oorlog, maar pas in 1958 was er echte aandacht voor deze getuigenissen. In het boek vertelt hij zijn eigen ervaringen in Auschwitz, waar hij in februari 1944 aankwam, nadat hij opgepakt was samen met een groep partizanen. Hij overleefde mede door het contact met enkele andere gevangenen en doordat hij jong was, en als chemicus bruikbaar voor de Nazi’s in de Buna-fabriek.

Ook het leren van Italiaans aan een jonge Fransman met behulp van een deel van Dantes  Divina Commedia bood houvast in de hel van het kamp. Zoals Vergilius Dante door de hel leidt, zo laat Levi de lezer kennismaken met  het kamp, het Lager. Hij leert ons over de regels, honger en woorden, en de hiërarchie en de economie van het kamp.

‘Laat men zich nu een mens voorstellen wie de mensen die hem lief zijn ontnomen worden, en zijn huis, zijn gewoonten, zijn kleren, alles kortom, letterlijk alles wat hij bezit: dat zal een leeg mens zijn, een mens die niets anders meer is dan lijden en behoefte, die geen waardigheid meer heeft en geen oordeelsvermogen (…) Als men dat alles bedenkt, zal men de dubbele betekenis van de term “vernietigingskamp” begrijpen.’

Nadat de Duitsers het kamp achterlieten en de Russen het kamp bevrijdden, overleefden de zieken die achtergebleven waren door het schaarse voedsel te delen. (In dit geval was het een cynisch voordeel een besmettelijke ziekte hebben, als Levi aan de dodenmarsen had moeten deelnemen, had hij de oorlog eerder niet overleefd.) De ontmenselijking stopte toen. Levi moest nog maanden rondreizen voor hij zijn familie in Turijn kon terugvinden, deze absurde reis is beschreven in Het Respijt. Na de oorlog werd hij chemicus én schrijver omdat hij móest getuigen van de wreedheden van de kampen. Die gruwelijkheden vond op afgelegen plekken plaats in een systeem, waaraan vrijwel niemand kon ontkomen. 

Vanavond getuigen wij in Nederland van de oorlog, hopelijk even indrukwekkend als Primo Levi. 

Gedichten over Oorlog en vrede

 


Oranjeplein werd Marga Mincoplein

Dat er op deze plek een plein naar Marga Minco is vernoemd is qua locatie, op de grens van Ginneken en Breda, een goede keuze. Salomon Minco en Grietje  Minco-van Hoorn  woonden namelijk vanaf 1917 niet ver hiervandaan. Ze waren met hun zoon David uit Oldenzaal naar Brabant gekomen. Het eerste adres was  Prins Hendrikstraat 5 en de gemeente was Ginneken. Vader was boekhouder bij Melkinrichting Klein Wolfslaar. Op het pand Prins Hendrikstraat 194, het geboortehuis dus, is drie jaar geleden, toen Marga nog leefde, al een herinneringsbord aangebracht.

Betje en Sara werden op dat adres ook ingeschreven in het bevolkingsregister op respectievelijk 1 februari 1919 en 31 maart 1920. Sara woog maar 3,5 pond bij de geboorte. Marga vertelde in een interview dat haar moeder graag en vaak met de trekwagen met de kinderen het Mastbos, met het Eeuwige Laantje, bezocht vanuit het huis in het Ginneken. ‘Jullie zijn in het bos geboren’.

Over de Prins Hendrikstraat zal het gezin vele malen gegaan zijn tussen 1917 en 1925: de plek waar we nu staan passeerden zij op weg naar de stad Breda, waar vader later werkte en waar ze naar de synagoge gingen en hun contacten hadden. Of naar het station om met de trein het land in te gaan om familie af te halen of te bezoeken. In 1925 verhuisden de Minco’s naar de stad Breda en woonden eerste in de Bouwerijstraat, tegen het Valkenberg aan. Op het kasteelplein ging Sara naar de kleuterschool en later bezocht ze de lagere openbare school in de Keizerstraat. Ze omschreef zichzelf als een verlegen kind, haar zusje Bettie was stoerder en beschermde haar waar nodig. Later verhuisde het gezin naar de Teteringenstraat en in 1937 betrokken ze een nieuw huis in de Loopschansstraat. Vader was toen vertegenwoordiger en parnas van de synagoge.

In de dertiger jaren gingen de kinderen Minco in de Bredase samenleving op hoewel hun vader joods-orthodox bleef. David speelde in een jazzband, The crazy Kittens, studeerde economie, Bettie ging naar de kunst- en nijverheidsschool in Tilburg en de kinderen sportten en speelden toneel. Zelfs carnaval werd gevierd.

Op de Meisjes Nutsschool werd Sara, die zich ook ‘Hus’ noemde, zich al bewust van haar behoefte om te schrijven en ook werd haar talent gezien door de directrice, die ook schreef. Na de mulo werkte zij als Selma Minco voor de Bredasche courant, op de Grote markt.  In die tijd, bij een voorstelling, ontmoette ze de journalist - dichter Bert Voeten, haar latere echtgenoot. 

Marga werd overigens meteen aan het begin van de oorlog ontslagen door de overijverige commissarissen van de krant. De familie kon zich toch aanvankelijk nog niet voorstellen wat haar lot zou zijn. Eerst vertrokken ze naar Amersfoort, later naar Amsterdam. Op Marga na werden allen gedeporteerd en vermoord, in Sobibor, Auschwitz en Warschau. Marga overleefde de oorlog door vele onderduikadressen en valse papieren en schuilnamen, waaronder Marga Faes van Hoorn. Daarom noemde ze zich na de oorlog Marga. Het laatste jaar van de oorlog was ze ondergedoken in Amsterdam met Bert Voeten en hun eerste dochter Bettie werd in de hongerwinter geboren. In 1956 werd een tweede dochter, Jessica,  geboren in Amsterdam, waar Minco tot haar dood is blijven wonen.

‘De oorlog heeft me gevormd en misvormd’, heeft Marga ooit gezegd. En, ‘Ik schrijf omdat ik het overleefd heb’, vertelde zij aan Ischa Meijer. Haar boeken geven een indringend beeld van de Jodenvervolging en ook van het wegkijken van veel Nederlanders. Lange tijd was haar werk Het bittere kruid  voor veel Nederlandse scholieren de eerste kennismaking met de holocaust. Gelukkig wordt haar hele oeuvre nog steeds gewaardeerd, door de thematiek en door haar bijzonder zorgvuldige en sobere stijl van schrijven. Marga schaafde eindeloos aan haar werk, waardoor ieder woord in haar verhalen telt. Ze kreeg terecht, de PC Hooftprijs voor haar hele oeuvre.

Door haar boeken kon ze de herinnering aan haar familie levend houden. Laten wij Marga Minco levend houden door op dit plein aan haar te denken.                                                                                                                       2024, I.v.d.S.

Foto: Michel Claessens 

Op 27 maart 2024 is het Oranjeplein in Breda officieel Marga Mincoplein gaan heten. Het plein verbindt het voormalige Ginneken, waar Marga Minco geboren werd, met de gemeente Breda. Marga Minco heeft zelf nog toestemming gegeven voor de naamgeving. 

Haar dochter, Jessica Voeten, hield op 27 maart een toespraak waarin zij onder andere vertelde dat Marga eerst verbaasd was over een plein in Breda dat naar haar vernoemd werd. Ze woonde al zo lang niet meer in Breda. Later had ze wel zin om over 'haar' plein te lopen. Helaas startten de werkzaamheden te laat. Marga stierf op 103-jarige leeftijd. Ironisch genoeg werden op de avond van de opening twee nummers ten gehore gebracht: Young at heart en J 'attendrai. 

Op het plein is ook een lichtkunstwerk te zien van Tamar Frank. De rode onderbroken lijn symboliseert de breuk in het leven van Marga die door de oorlog ontstaan is en nooit meer geheeld werd. Het was ook deze breuk die Marga tot het schrijven van oorlogsnovellen bracht, zo kon ze de in de holocaust omgekomen familieleden levend houden. 

Midden op het plein is er een plek waar je een bloemlezing van door Minco zelf voorgelezen verhalen kan beluisteren. 

Klik op de QR-code voor de audiotour over Marga Minco in Breda: Sporen van Marga Minco, via IZI-travel. 


Babs Gons - Tot de aarde laat zien

er is geen tijd
als een geliefde
zich onder het puin bevindt
geen adem
geen rust
geen wet
geen rede

want als liefde niet
overal dwars doorheen
groeit en graaft
dan zouden we niet
zo hartstochtelijk bestaan

als een geliefde
zich onder het puin bevindt
dan lichten we op in het donker
worden handen graafmachines
dan bolt kracht zich op in bundels
in spieren
in verstrengelde handen
het hart slaat de maat
van het omploegen
van elke centimeter
tot de aarde laat zien
wat we liefhebben
we dat kunnen vangen
in de talloze armen
van onze hoop

 
© Babs Gons, 2 februari 2024
Gedicht naar aanleiding van een explosie in Rotterdam-Zuid, waarbij een appartementencomplex instortte
 

 

Gerrit Achterberg - Thebe

Met leven toegerust voor beiden,
liep ik vannacht de gangen in,
die naar u leiden.
Het ondergronds geburchte droeg
een stilte, die met tegenzin
mijn tred verdroeg.

De muren stonden als verzadigd
van ruige schimmel; lucht en licht,
voorgoed beschadigd,
beten mij uit; de wil alleen
bij u te zijn in 't jongst gericht,
hield mij ter been.

Het labyrinth verliep in schroeven
van eender, blinder cirkeling.
U ten behoeve?
Ik weet niet meer hoe lang ik ging.
Hoe brachten zij, die u begroeven,
zover een ding?

Totdat mijn voeten op u stuitten:
uit een volslagen duisternis
zag ik uw ogen opensplijten;
uw handen, die ik niet kon tillen,
voelde ik langs het leven strelen,
dat in mij sloeg;
uw mond, in dood verholen, vroeg.

Een taal waarvoor geen teken is
in dit heelal,
verstond ik voor de laatste maal.
Maar had geen adem meer genoeg
en ben gevlucht in dit gedicht:
noodtrappen naar het morgenlicht,
vervaald en veel te vroeg.

 




Weesgedichten 

In de Poëzieweek, die van 25 januari (Gedichtendag) tot en met 31 januari loopt, is er van alles te beleven. Er zijn veel optredens in Nederland en Vlaanderen en er verschijnen prachtige dichtbundels. Bijzonder is het project in Vlaanderen, genaamd Weesgedichten. Vrijwilligers schrijven met hun mooiste handschrift gedichten op ramen, die vanaf de straat zichtbaar zijn. Hieronder een voorbeeld in Antwerpen.

Utopia Aalst, de Vlaamse bibliotheek en de bedenker van het concept, startte in 2021 met ‘Weesgedichten’. Met alsmaar groeiend succes. Er deden tijdens Poëzieweek 2023 liefst 96 bibliotheken mee in Vlaanderen en Brussel, met als resultaat duizenden raamgedichten. 

Stichting ‘de Zoek naar Schittering’ in Nederland werkt samen met UTOPIA Aalst aan een eerste Lage Landen-editie, om te beginnen met een pilot in Zuid-Holland. De eerste gedichten zijn al gesignaleerd in Vlaardingen. Op het raam van de bibliotheek is een gedicht van Babs Gons, dichter des vaderlands,  geschreven. De Zoek naar Schittering produceert onder andere gevel-, brug, kade- en raamgedichten. Het doel van de pilot is om vanaf 2025 gezamenlijk een volwaardige Lage landen editie te organiseren. 

Het Poëziegeschenk is dit jaar geschreven door Edward van de Vendel. Hij mocht een podcast opnemen met een interviewer naar keuze en hij koos zonder aarzeling voor Esther Naomi Perquin. De postcast heet  Beeldspraak (podcast van het Poëziecentrum) op, en die móét je luisteren. 

Poëzieweek 2024: thema ’thuis’

Tijdens Poëzieweek 2024 bouwen we samen grote en kleine huizen in gedichten. We komen thuis in steden of op het platteland, we verhuizen onze verzen van streek naar streek en beschrijven nieuwe en oude landen in levendige letters. Poëzie kan mensen vieren, verwelkomen en zich thuis doen voelen. Het kan ook de troost van een warme thuis bieden op moeilijke momenten van afscheid, rouw en verdriet. Samen schuilen we onder het dak van de poëzie.




Gedicht  en beeld, Beeld en gedicht 

 

Gerrit Achterberg - Voorbij de laatste stad 

 

Aan het roer dien avond stond het hart
en scheepte maan en bossen bij zich in
en zeilend over spiegeling
van al wat geleden had
voer ik met wind en schemering
om boeg en tuig voorbij de laatste stad

 

 

Beeld: Wim Spierings 


Jan Eijkelboom - Ik liep in een straat

 

Ik liep in een straat

die doodliep,

op het spoor van iemand

die hier gelopen had

maar die nu dood was.

In kieren tussen de keien

groeide fris gras

want doodlopende straten

bieden meer levenskans

dan straten die doorlopen

naar mensen die

nog volop leven.

 

Uit: Wat blijft komt nooit terug


                                                                                                               Siegfried Woldhek

Svetlana Alexijevitsj- Wat ik begrepen heb? Dat helden van de ene tijd maar zelden helden van een andere tijd zijn… (Het einde van de Rode Mens)

Wat is een held? Iemand die straffeloos onvoorzichtig is geweest.

Willem Frederik Hermans, De donkere kamer van Damokles

Helden in de literatuur

De krant zorgde de afgelopen tijd voor overpeinzingen over helden. Allereerst verscheen enige tijd geleden een bericht over de communist Marinus van der Lubbe, die in 1933 opgepakt werd voor brandstichting in de Reichstag in Berlijn. Zijn stoffelijke resten zijn gevonden in een graf in Leipzig. Voor velen was Van der Lubbe, die geëxecuteerd werd voor zijn daad, door de nazi’s als hoogverraad bestempeld, een held. In 1999 maakte cineast Joost Seelen een documentaire met de titel Water en Vuur, over Marinus van der Lubbe als een bevlogen idealist die in opstand kwam tegen het fascisme. Anderen zagen in hem een wat schlemielig figuur die nooit in zijn eentje deze daad had kunnen plegen.

Ook Gerrit Kouwenaar was in het nieuws door het verschijnen van zijn biografie, Men moet, door Arjen Fortuijn. Kouwenaar schreef al eerder over anti-helden in de romans Val, bom en Ik was geen soldaat. Van de meest hermetisch schrijvende dichter van Nederland verwacht je zeker geen heldenzang. Toch maakte hij een hertaling van Homerus’ Ilias.

Ons land bracht vele maritieme helden voort, getuige de zeeheldenbuurten in alle steden, maar die oude helden worden soms letterlijk van hun voetstuk gehaald. In deze tijd vol dictators,  oorlog en onzekerheid snakken de mensen naar nieuwe helden. Wie zullen het zijn? Navalny, Greta Thunberg , of Pieter Omtzigt? De kranten dichten hun een heldenstatus toe, maar de politieke coryfeeën van gisteren blijken vaak geen echte helden zijn en worden snel vergeten. Sporthelden hebben een eigen tijdschrift: Helden. Zal Max Verstappen over vijftig jaar nog een held zijn? En vrouwelijke heldinnen zijn in de literatuur al helemaal niet gemakkelijk te vinden, uitgezonderd  de tragische types als Eline Vere. Kerstemanns Bredasche heldinne en  Hanny Schaft in Het meisje met het rode haar (Teun de Vries) zijn uitzonderlijke, heldhaftige vrouwen.  

Vroege voorbeelden van antihelden zijn de krankzinnige Don Quichot, de rokkenjager Don Juan en Faust, die zijn ziel verkoopt aan de duivel.

Tijdens de Romantiek ontstond de byroniaanse held, genoemd naar zijn schepper Lord Byron. De hoofdpersonages in diens verhalende gedichten Childe Harold's Pilgrimage en Don Juan zijn onconventionele  figuren op zoek naar avontuur.

En daar staat dan onze eigen verwarrende tijd tegenover. Maaike Meijer, bekend van haar biografieën over Vasalis en Harmsen van Beek richt zich in haar laatste boek, Radeloze helden, niet meer alleen op vrouwen, maar bekijkt met Freudiaanse blik literaire figuren. Zij spreekt over de moeilijke positie van mannen, nu het patriarchaat in de westerse cultuur is ingestort en gebruikt daar de term halflege helden voor. 

 

Daarnaast bestaat al enige tijd de held in een andere  betekenis te zoeken: een dierbaar familielid of een verpleegkundige kan ook een held zijn. 

Lees hier verder.


Boeken in de wei, een perfecte middag

Op 3 september was het zeldzaam zacht voor de tijd van het jaar en dat zorgde voor een ideale sfeer en een flinke toeloop in het mooie park Wolfslaar. Een kleine greep uit het aanbod, want er was te veel voor een middag. Dichters lazen voor bij de vijver, schrijvers onder de bomen. Ik genoot van de bijna cabareteske performance van Eus bij de opening, en was daarna enorm onder de indruk van Auke Hulst die voorlas uit zijn nog te publiceren roman. Hij las een huiveringwekkend en tegelijk prachtig hoofdstuk over de Napoleontische oorlog. Terwijl we luisterden, klonk er af en toe toepasselijk het hinniken van paarden uit de wei achter ons. Auke sloot af met twee songs, getuigend van een heel ander talent. Ingmar Heytze kreeg de lachers op zijn hand, maar ontroerde ook velen met een gedicht over het verwerken van de dood van zijn vader. Later verscheen Bert Wagendorp om over Kalle, zijn tweede boek van de trilogie over de Nederlandse pioniers in Amerika te vertellen. In de prachtige Warmoezerij, naast het vlinderrijke voedselbos trad het bevlogen duo Flip Noorman en Vera van de Bie op met vertaalde songs van onder andere Tom Waits.  Forugh Karimi mocht tussen de bloeiende planten, geurende kruiden en druivenranken het vijfde Brabants Boek Present ten doop houden. En op het belendende terrein van de kinderboerderij werd voor kinderen voorgelezen en nog meer voor de kleinsten georganiseerd. Niet vaak had ik zo’n goed gevoel bij een literair evenement in Breda.

Volgend jaar graag weer!


Jaap Robben - Schemerleven

Je bleef te kort
om te kunnen voelen
hoe warm wangen zijn.

Hoe verlangen soms
naar een glas water smaakt.

Wat er na winter komt.

Dat een afgeknipte tak
in een vaas blijft bloeien
alsof hij zijn boom niet mist.

Enkel de zon
geen schaduw heeft.

Hoe koeien doen.

Dat het leven was
wat door jouw wimpers
schemerde.

En hoe traag daarna
elk uur weer
de grote wijzer
tegen de kleine kruipt.

Al in 2009 schreef Jaap Robben als stadsdichter van Nijmegen een gedicht met de titel Schemerleven, voor de begraafplaats Rustoord. Het gedicht is geschreven ter nagedachtenis aan overleden kinderen die geen begrafenis hebben gehad en is gekerfd in een houten bank. Dit jaar verscheen een roman van Jaap Robben met dezelfde titel.

Het stilistisch en qua spanningsopbouw knappe boek vertelt het verhaal van Frieda, een eenvoudig, maar avontuurlijk meisje, dat op een winterse dag in 1963 in Nijmegen verliefd wordt op een getrouwde man. De gevolgen van de relatie zijn groot. Niet alleen leert Frieda van haar minnaar de liefde, haar kijk op de natuur en haar milieu verandert ook. Ook al was de relatie niet een lang leven beschoren, de bejaarde Frieda wordt gepijnigd door de herinnering eraan en wil uiteindelijk weten wat er gebeurd is met haar kind en of haar eerste grote liefde nog leeft.  

Jaap Robben, die inmiddels met zijn romans voor volwassenen (Birk, Zomervacht) ook in het buitenland erg succesvol is, maakte aanvankelijk poëzie en verhalen voor kinderen. Dit jaar verzorgde hij ook een mooie bloemlezing van poëzie voor kinderen die na 1990 gepubliceerd is: Heel de wereld wordt wakker.  Jaap Robben koos 333 gedichten die niet over de hoofden van de jonge lezer gaan. ‘De beste jeugdpoëzie is mensenpoëzie’, schrijft hij in zijn verantwoording, ‘literatuur zonder bovenleeftijd’. Een belangrijk criterium was voor de samensteller de potentie van het gedicht om een  lievelingsgedicht voor iemand te worden. De titel van de bloemlezing is ontleend aan een dichtregel van Ted van Lieshout.

Ted van Lieshout - Winterochtend

Ik loop naar buiten en zie meteen

dat ik besta: mijn adem is een wolk.

De deur van de schuur snurkt nog

en mijn fiets heeft geen zin om mee

 

te gaan. Het wiel sleept een beetje

en de ketting hoest, maar het moet.

School bestaat ook in de winter als

het guurt en de dag lekker uitslaapt

 

onder een deken van nacht en mist

en dauw. Dan zie ik jou, net zo dapper

als ik, het schoolplein op gaan. Je zwaait,

en heel, heel de wereld wordt wakker.

 

Uit: Mama! Waar heb jij het geluk gelaten? 


Spaanse zondag 

Op 21 augustus startte de Vuelta vanuit het kasteel van Breda en na 193 vlakke kilometers door West-Brabant eindigden de renners weer op het Chasséveld in Breda. De rit werd al snel na de start onderbroken voor een wandelingetje door de Grote Kerk. Twee rijders staken daar zelfs een kaarsje op voor de aan Covid overledenen in Spanje en Nederland. Het deed allemaal behoorlijk katholiek aan voor een kerk die al eeuwen protestant is.  Maar het deed ook denken aan het gedicht van Paul van Ostayen: Belgiese zondag.  In het gedicht roemt Van Ostayen de coureurs en hij noemt ook het sigarettenmerk Dubec en het blad  Sportwereld. In de kerk in Breda  is deze maanden een tentoonstelling  van een deel van de enorme tricotsverzameling van een wielerfotograaf, Henk Theuns, de buurjongen van Wout Wagtmans. Op de oudere shirts nauwelijks of geen reclame. Maar ook een shirt met reclame voor Gitane. Dat kon toen nog. De alpdruk voor het land, de bezetting van de Duitsers, werd tijdens een wielerkoers misschien even minder gevoeld, hoewel iemand niet zijn 'soldatetijd' vergeet en er boosheid was.  Ook in de omgeving van Breda, in 2022, was er protest van de boeren, maar het was een vriendelijke rebellie. 

Belgiese Zondag

Een gramofoon van 's morgens acht
iemand vergeet niet zijn soldatetijd
en speelt clairon
het bier is flauw
                          limonade
UIT ZUIVERE VRUCHTEN

Na de hoogmis wast bewondering
voor de renners         de coureurs
   21      7      17      48      83
fraaie hoofdgroep door het dorp
Jonge boeren en arbeiders spreken
            sportliterair
            citaten uit Sportwereld
Koorknapen gaan onkelwaarts zondagsent
                                   TE DEUM zingend
Vrouwen wachten op
               deemstering
                                   kaarten zijn spekvet
        Fumez la cigarette Dubec
        La Cigarette de Connaisseur

alle dorpelingen zijn kenners
                zij roken la cigarette Dubec

Kinderen zijn vuil
                         huizen ook
Mijn land zondag alpdruk boos

Uit: Bezette Stad. Nagelaten gedichten

 

Tweede gebruik bij Tom Lanoye

In de roman Sprakeloos (2009), een  monument in woorden opgericht voor zijn moeder is het peloton ook aanwezig in de beschrijving van het wielercriterium dat georganiseerd werd in Lanoyes geboortestad Sint-Niklaas. Een citaat: ‘De ambiance was mager, maar zo'n peloton bleef een belevenis. Het was alsof er een compact lichaam langs je suisde, een luchtverplaatsing op fragiele wielen. Een massieve wolk van versmolten mannenlijven en pezige koppen, diffuse shirtkleuren, zwarte broeken, zonneflitsende spaken en velgen. In een zucht voorbijgeschoten liet ze alleen schokkerige beeldenflarden op je netvlies achter, vol glimmende ballonkuiten en brede konten en zelfverzekerde rugnummers, 21 7 17 48 83.’

Die rugnummers zijn dezelfde als in Belgiese zondag.

 

 

 

 

Renners en dichters

Ruben van Gogh schreef speciaal voor de start van de Vuelta in Utrecht een gedicht dat op de trappen van het stadskantoor te lezen is.

De renners zijn als dichters, de verslaggevers als taalkundigen. 


Remco Campert overleden

Op deze webpagina heb ik geregeld een gedicht van Campert geplaatst. Remco Campert schreef zowel proza als poëzie. Zijn columns in de Volkskrant waren geliefd, zijn romans en novellen bleven gelezen, maar hij was vooral dichter. Een dichter die het allemaal niet te zwaar wilde maken, maar je desondanks enorm kon raken. Hij kon schrijven over de lichte dingen in het leven zoals meisjes in korte rokken op de fiets en de zware, zoals in Verzet begint niet met grote woorden. Een toepasselijk gedicht bij de herdenking van de Tweede Wereldoorlog, maar ook in dit jaar zullen mensen dit gedicht omarmen. Over doodgaan, schreef hij Voor Deborah, zijn laatste vrouw met wie hij 27 jaar samen was. Campert trouwde vier keer en over het verlies van een liefde schreef hij Lamento. Hij liet zichzelf niet echt kennen in zijn gedichten, maar in het gedicht Januari 1943 verwerkt hij op zijn manier het verlies van zijn vader, de dichter Jan Campert. In zijn debuut in 1951 Vogels vliegen toch schreef hij in het gedicht Credo dat aan kracht nog niets heeft ingeboet:

ik geloof in een rivier
die stroomt van zee naar de bergen
ik vraag van poëzie niet meer
dan die rivier in kaart te brengen

ik wil geen water uit de rotsen slaan
maar ik wil water naar de rotsen dragen
droge zwarte rots
wordt blauwe waterrots

maar de kranten willen het anders
willen droog en zwart van koppen staan
werpen dammen op en dwingen
rechtsomkeert 

 

In een gedicht uit 2014 bereidde hij zich al voor op zijn dood. 

Licht van mijn leven 

Het levenslicht zag ik in Den Haag
maar in Amsterdam, Van Eeghenlaan zeven,
te midden van dichters (Luceberts schaterlach,
Schierbeeks hikkende Boek Ik), zagen
mijn wóórden het licht
dat me niet meer verliet, trouw
door dik en dunner dan dik

nu zoveel jaren later
loop ik nog even door de straten
van datzelfde Amsterdam, tot
in een knipperend ogenblik 
het leven me loslaten zal

laat me dan, dat moment gekomen,
opnieuw nog even
zweven boven het Stedelijk
dan verder al hoger
boven de bomen in het Vondelpark
waarna ik, mijn tijd opgeheven,
voor eeuwig uiteenval, me verenig
met het fijnstof van de stad,
met de spiegeling van het zonlicht
in het water van de gracht
en word meegenomen met de glimlach
en de dromen van het meisje
dat ik eens op een tramhalte zag.

In het Stedelijk museum in Schiedam is een bijzondere  tentoonstelling te zien van werk van Zoro Feigl. Zijn installaties zijn vindingrijk en soms adembenemend en werken voor veel mensen verstillend. De titel van de tentoonstelling is ontleend aan het lange gedicht Mei van Herman Gorter. In het gedicht wordt het meisje Mei verliefd op Balder, een god. 'om zijn hoog hoofd woei het bossig haar met zonvonkengesproei'. Deze liefde is gedoemd te mislukken, want Mei is aards en sterfelijk en Balder blind, en onsterfelijk. Mei is zon en Balder maan, Mei is zinnelijkheid en kleur, Balder ziel en klank. Gorter beschreef het liefdesgevoel van Mei onder andere met het neologisme 'zonvonkengesproei'.  Hij wilde iets schrijven met veel klank en licht. Het gedicht bevat vele vergelijkingen en nieuwe woorden voor de impressies van de meimaand, zoals 'bomenlichtgetover', 'stemgeaai', 'heenzwemend'. 



Boekenweek: Eerste liefde

Deze week is de uitgestelde boekenweek veel in het nieuws, met als vanouds een boekenbal, optredens en een Boekenweekgeschenk, dit keer

van Ilja Leonard Pfeijffer: Monterosso mon amour.  Het thema, Eerste liefde, roept meteen literaire associaties op, zoals Saïdjah en Adinda uit Max Havelaar van Multatuli , of Terug tot Ina Damman van Simon Vestdijk, over die onbereikbare liefde van Anton Wachter. Anton Wachter is voor een groot deel Simon Vestdijk zelf, die verliefd was op Lies Koning. Maar misschien was Vestdijk wel het eerst verliefd op de huishoudster Janke of op zijn moeder? Vaak is de eerste liefde onvervuld en tijdelijk, denk ook aan de gelijknamige novelle van Toergenjev, die zo jammerlijk eindigt met de ontdekking dat de vader van de zestienjarige hoofdpersoon de liefde is van het meisje dat hij aanbidt. Misschien is de herinnering daarom zo hardnekkig en zo smartelijk, want een liefde die voortduurt en sleets wordt, of overgaat in kameraadschap, spreekt minder tot de verbeelding. Romanciers en dichters hebben al sinds mensenheugenis geschreven over die prille, vaak nog zuivere liefde. Anton Koolhaas beschreef het prille geluk in Vanwege een tere huid en ook in dat boek loopt het niet goed af.

In de poëzie zijn er ook eerste liefdes en de herinneringen eraan, vandaar een bloemlezing op Letterlievend, van de Coninckskinderen in de middeleeuwen, tot Maria Barnas. Bart Moeyaert schreef speciaal voor deze week een boekenweekgedicht:

Kortom

van je ware zijn er zeven op de wereld

je weet nog niet dat ik daar een van ben

mogelijk zal ik je nooit omhelzen

toch is de ware liefde onderweg

we reizen in een touringbus bergop

bergaf remmen we mee met onze voeten

dan stapt weer iemand met de glimlach uit

recht in de armen van een zielsverwant

evengoed stapt stervend vuur weer op

of zal ik zeggen: sissend kooltje

de achterbank, daar wordt getreurd

ik ben gaan houden van het woordje ongewisss

met dat verschil dat jij je tijd verspilt aan

witte nachten, wanhoop, wachtmuziek

kortom aan alles wat ons eenzaam maakt

ik ga je op een dag verrassen

leef door en zoek of wanhoop niet

de bus rijdt voor en als je mij ziet

 

zeg je: ah


Oekraïne en poëzie: 

Er zijn vele initiatieven om de bevolking van het geteisterde Oekraïne te steunen. Van inzamelen van statiegeldflessen door schoolkinderen tot het gereedmaken van slaapplaatsen. Ook de dichters en liefhebbers van gedichten dragen hun steentje bij. Of de getraumatiseerde slachtoffers iets hebben aan de troost van de Nederlandse woorden van Campert of Herzberg is de vraag, maar ook de Nederlanders die steeds somberder worden door de berichten van die oorlog kunnen steun vinden in de woorden.

CODA in Apeldoorn vraagt om iedere dag een gedicht in te sturen onder het motto Schoonheid en poëzie als reactie op de lelijkheid. Op Letterlievend  enkele voorbeelden van Rijneveld tot Herzberg. 

 

 

 

Beeld: Gerhard Richter Birkenau- Zyklus

Meer gedichten over oorlog en vrede  vind je hier.


Judith Herzberg - Dacht niet'

“Ik dacht niet aan mijn moeder toen ik de stengun plaatste in het open raam

Ik dacht ook niet aan haar toen ik vermoedde dat aan de overkant iemand geraakt was

Ik dacht pas weer aan haar toen ik die avond het geweer naar binnenhaalde

hoe zij met de hoek van haar schort de tafel veegde als ik weer had gemorst

en hoe ze dan zei: Pas op, de vensterbank is net geverfd, dat daar geen kras op komt. “

 

Marieke Lucas Rijneveld

Steeds gedacht: één soldaat maakt nog geen oorlog.

Maar nu met man en macht gezocht naar geruststelling,

naar de winter in een zwaluw zien overgaan, of de boter

 

op het aanrecht bestuderen en hoe snel zacht, dat iets nog

zacht kán worden in deze wereld en we allemaal zo smeerbaar,

maar de kou spat van beeldschermen, uit radiostemmen.

 

Ze zeggen dat de veldslag is begonnen, dat anderhalve

rus en een paardenkop dit wilden, terwijl wij toch weten dat

vrede meer aanzien geeft dan geweld, dat alleen menslievendheid

 

je een stoel in de geschiedenis geeft. En ook: een vechtersjas of een

ijzervreter is geen identiteit, het is een mal waar je jezelf in giet.

Wie het zwaluwnest bevuilt, broedt uiteindelijk zijn eigen ei kapot.

 

Het volgende moeten we onthouden: dat we allemaal als

vluchteling geboren worden, op zoek naar de juiste plek,

naar veiligheid en wat voorspoed, een liefkozende blik.

 

Dus maak vrij baan in het hart, want daar is een onmeetbare

ruimte. En bedenk dit: in ieder welkom zit een schuilkelder.

 

Klik hier voor meer gedichten voor Oekraïne. 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 



Valentijnsdag

 

Jan Jacob Slauerhoff - Morgen rijd ik

 

Morgen rijd ik met bedwelmende bloemen naar je toe.

Ik wil niet langer wachten, eindelijk weten hoe je bent;

de bloemen zullen je verraden.

Als je liefdeloos bent, zullen ze kwijnen en treuren;

Als je kwijnt van verlangen, heviger geuren;

Als je brandt van verlangen, hun knoppen scheuren

En jij in een groot gebaar al je gewaden.

 

Uit: Serenade 

 

 

Beeld: Wim Spierings

Zie voor meer liefdespoëzie: geliefde gedichten

 

Slauerhoff liet zich graag inspireren door Duitse en Franse romantische dichters als Heine, Rilke, Verlaine en Rimbaud.  Van de minder bekende negentiende-eeuwse dichteres Marceline Desbordes-Valmore leende hij de eerste regel uit Les roses de Saadi: J'ai voulu ce matin te rapporter des roses. Slauerhoff was in die zin postmodern: hij citeerde zonder bronvermelding.

 

Saadi (Sa'di) is de dertiende-eeuwse Perzische dichter die in de inleiding bij zijn Goelistan ‘Rozentuin’ vertelt over een mysticus die uit de tuin van de extase rozen mee wil nemen in de schoot van zijn gewaad, maar die door hun geur zo wordt bevangen dat ze hem ontsnappen. Dezelfde anekdote inspireerde

J.H. Leopold in Oostersch (1924):

 
Ik had met rozen, met een rooden buit
van geurenden gevuld mijn tabberdslippen,
maar zoo bedwelmend ademden zij uit:
ik liet de zoomen uit mijn handen glippen.

 

Zolang er dichters zijn, zullen ze zich rozen van verzen laten ontvallen waarvan de geur als een herinnering wordt opgevangen door andere dichters.

Bron: Paul Claes, Ons Erfdeel 52

 

 

Slauerhoffs eigen liefdesleven was verre van gelukkig. Hij ging vaak voor de fatale vrouw en zijn relaties duurden niet lang. Zijn huwelijk met een Oostenrijkse danseres werd ontbonden. Dat resulteerde dan weer wel in liefdesgedichten zoals deze.

Voor de verre Prinses

Wij komen nooit meer saam:

De wereld drong zich tusschenbeide.

Soms staan wij beiden 's nachts aan 't raam,

Maar andre sterren zien we in andre tijden.

   

Uw land is zoo ver van mijn land verwijderd:

Van licht tot verste duisternis - dat ik

Op vleuglen van verlangen rustloos reizend,

U zou begroeten met mijn stervenssnik.

   

Maar als het waar is dat door groote droomen

Het zwaarst verlangen over wordt gebracht

Tot op de verste ster: dan zal ik komen,

Dan zal ik komen, iedren nacht.

 

Uit: Serenade

 

 



Bloesemingen in overvloed: Poëzieweek 2022

Het thema van de tiende editie is NATUUR en heeft als motto deze woorden van Ramsey Nasr: ‘bloesemingen en overvloed’. We (her)ontdekken de poëzie in de natuur en de natuur in de poëzie. Kijk op deze website naar tuingedichten 

Dit jaar is het 100 jaar geleden dat de beroemde experimentele dichtbundel 'Bezette Stad’ van schrijver Paul van Ostaijen en ontwerper Oscar Jespers uitkwam. Door sommige kenners en liefhebbers wordt dit boek gezien als het eerste multimediale kunstwerk ter wereld. Graphic Matters en Watershed nodigen vijf woordkunstenaars en vijf ontwerpers uit voor nieuwe experimenten op het snijvlak van taal en typografie. 

Geïnspireerd door het beroemde werk ‘De Bezette Stad’ toont TYYYPOëzie de ontmoeting tussen woord en beeld.

De reizende tentoonstelling is van 17 januari t/m 27 februari 2022 te bezoeken bij Nieuwe Veste, Molenstraat 6, Breda.


Verwachten en verlangen

Een nieuw jaar, 2022, waarin meteen ons geduld enorm op de proef wordt gesteld. Gelukkig is er  dan altijd nog de literatuur. Daarvoor hoef je niet naar Antwerpen in een overvolle trein. Er is een nieuwe roman van Houellebecq, Anéantir, waarin wel onze positieve verwachtingen voor de toekomst meteen getemperd worden. Ook Ilja Pfeijffer schrijft in zijn nieuwjaarssonnet  ‘verheugen is een ding van vroeger’ en parafraseert Bloem in zijn versregel ‘Maar niets valt tegen voor wie niets verwacht. Alles is veel voor wie niet veel verwacht, De Dapperstraat. En diezelfde 'dichter van het verlangen' schreef in 1950 al:

 

Jacques Bloem - De nachtegalen

Ik heb van ‘t leven vrijwel niets verwacht,

‘t Geluk is nu eenmaal niet te achterhalen.

Wat geeft het? – In de koude voorjaarsnacht

Zingen de onsterfelijke nachtegalen.

Uit: Avond

 

 

Ilja Leonard Pfeijffer - Oud en nieuw sonnet

waarin de jaarwisseling in quarantaine wordt gevierd

 

Dit jaar brengt Oud en Nieuw ons heel veel oud en weinig nieuw.

Verheugen is een ding van vroeger, voorpret een herinnering,

die quarantaine net nog draaglijk houdt.

 

En zelfs het langverwachte kabinet is oud. Een handvol nieuwe stukken

wordt na maanden zuchten op het oude bord geplaatst.

Dezelfde tijd is weer aan zet.

 

Maar niets valt tegen voor wie niets verwacht.

We kunnen ons met wrakhout ook verwarmen

en dromen van de dag dat wij iets mogen.

 

Ik heb voor ons een winterslaap bedacht

in quarantaine van je zachte armen

tot ik ontwaak bij vuurwerk van je ogen.

NRC, januari 2022

 

En als je het toch over verlangen hebt… In dit gedicht laat Kopland zien, dat ieders diepste verlangen voor de ander onbegrijpelijk is. Prachtig is ook de paradoxale zin God kan ondoorgrondelijke dingen met ons doen dankzij het feit dat hij niet bestaat. Die dekt wel de redeneringen van veel gelovigen die het vaccin weigeren en ook van ongelovigen die hun eigen waarheid hebben.

 

Rutger Kopland

 

Over het verlangen naar een sigaret

Ken je het verlangen naar een sigaret,

naar die gelukkige tijd dat je nog rookte?

 

Niemand begrijpt dit verlangen behalve ik.

 

Ik herinner mij iemand die altijd

als ik iets zei dat ze niet begreep

antwoordde: op zich is dit heel intrigerend.

 

En ik herinner mij ook dat ik dan

die uitspraak een aantal malen

in mijn hoofd moest herhalen:

op zich is dit heel intrigerend

totdat de betekenis verdampt was.

 

God kan ondoorgrondelijke dingen met ons doen

dankzij het feit dat hij niet bestaat

 

en zo kunnen ook ondoorgrondelijke dingen

worden beweerd dankzij het feit

dat ze nergens over gaan.

 

Sinds ik dit bedacht begrijp ik veel meer.

Het verlangen naar een sigaret is

het verlangen zelf.

 

Uit: Het verlangen naar een sigaret

 

 

J.C. Van Schagen tracht in onderstaand gedicht het verlangen te beschrijven. 

 

ergens moet het zijn

een soort verwilderde tuin

van oude stilte

 

de boom voor het huis

zacht wazelt hij zijn verhaal

niemand begrijpt het

 

het heeft geregend

de tuin dampt goede geuren

aarde die verlangt

 

Uit: Narrenwijsheid

 

Wie het verder zocht dan een middagje shoppen op de Meir was Jan Jacob Slauerhoff, maar na het verlangen was daar ook de berusting.

'Ik had het leven me anders voorgesteld,
Meer als een spel van nauw betoomde krachten,
Van groote passies en vermetel trachten,
De groote trek, de worstling met geweld.'

 

Slauerhoff – Zeekoorts

 

Ik moet weer op zee gaan, een goed schip en in ‘t verschiet

Een ster om op aan te sturen, anders verlang ik niet.

Het rukken van ‘t wiel, ‘t gekraak van het hout, het zeil er tegen,

Als de dag aanbreekt over grauwe zee, door een mist van regen.

 

Want de roep van de rollende branding, brekende op de kust,

Dreunt diep in het land in mijn ooren en laat mij nergens rust.

‘t Is stil hier, ‘k verlang een stormdag, met witte jagende wolken

En hoogopspattend schuim en meeuwen om kronklende kolken.

 

Ik ben een gedoemde zwerver, waar moet ik anders heen?

Maar gelaten door den wind gaan, weg uit de stad van steen.

Geen vrouw, geen haard verwacht mij. Ik blijf ook liever zonder.

‘k Heb genoeg aan een pijp op wacht, en ‘n glas in ‘t vooronder.

 

Uit: Eldorado

 

 

 

 

En bij verlangen en verlengen, van de lockdown,  associeer ik door naar P. C. Hoofts beroemde  sonnet over zijn verlangen naar Christina van Erp. 

 

Sonnet


Gezwinde grijsaard die op wakkre wieken staag
De dunne lucht doorsnijdt, en zonder zeil te strijken*
Altijd vaart voor de wind, en ieder na laat kijken,
Doodsvijand van de rust, die woelt bij nacht, bij dag,

Onachterhaalbre Tijd, wiens hete honger graag
Verslokt, verslindt, verteert al wat er sterk mag lijken
En keert en wendt en stort Staten en Koninkrijken;
Voor iedereen te snel, hoe valt gij mij zo traag?

Mijn lief, sinds ik u mis, verdrijve ik met mishagen
De schoorvoetige Tijd, en tob de lange dagen
Met arbeid avondwaarts; uw afzijn valt te bang.

En mijn verlangen kan de Tijdgod niet bewegen.
Maar ‘t schijnt verlangen daar zijn naam af heeft gekregen,
Dat ik de Tijd die ik verkorten wil, verlang.

 

 


De helft van elk verhaal ligt aan de overkant 

Op onze route van de Harbour School in Rotterdam naar het huis van onze kleindochters, staan we vrijwel iedere week een keer voor de brug te wachten. Op die brug is een gedicht van Ester Naomi Perquin geschilderd. Een prachtig initiatief. En er zijn meer bruggedichten in Rotterdam en er is zelfs een website: www.bruggedichten.nl. Ik denk bij dit thema uiteraard aan Martinus Nijhoff, De moeder, de vrouw. Dat gedicht is te vinden in de verzameling moedergedichten. Van hem de regel: Twee overzijden die elkander schenen te vermijden, worden weer buren. Ook Ida Gerhard schreef veel gedichten waarin water en rivieren een rol spelen. Zij groeide op in Gorinchem en Rotterdam. Haar grote voorbeeld was J.H. Leopold, eveneens dichter en classicus en haar leraar aan het Erasmiaans gymnasium te Rotterdam. Zij dichtten beiden over bruggen. Een andere Rotterdamse dichter is Cornelis Vaandrager.  Zijn stijl is compleet tegengesteld aan die van de eerder genoemde dichters. Direct, humoristisch, vol spreek- en straattaal. Ook hij stond vaak voor de open brug te wachten, getuige zijn gedicht Met andere ogen. Collega en tijdgenoot  Jules Deelder, nachtburgemeester van Rotterdam, dichtte over de Mariniersbrug. Lees verder....


Sinterklaas in het land

 

 

 

 

Door de enorme discussie over het coronabeleid in Nederland zijn we dit jaar godzijdank minder lastig gevallen door de Zwarte Pietadepten. Zij beroepen zich nogal eens op het argument  van de traditie. Marita Matthijsen schreef in haar nieuwsbrief over een nieuwe uitgave van een boekje uit 1850, waarin helemaal geen knecht, Piet, laat staan Zwarte Piet optreedt. 

Voor wie meer wil lezen over Sinterklaas, of tips wil krijgen voor het schrijven van gedichten verwijs ik naar de sinterklaaspagina op deze website.  En voor wie van scabreuze verhalen houdt, zie Gerard Reve!

 


Nederland wandelt en leest weer

Voordat Parijs gesloten wordt voor mensen met een te oude QR-code, zou ik nog even gaan. Maar mocht dat niet lukken, kun je altijd nog het boek De wandelaar van Adriaan van Dis lezen. Het was gratis in de bibliotheek af te halen in de maand november. Er liggen vast nog wat exemplaren daar. In zijn voorlaatste werk, Klifi, toonde Van Dis zich begaan met het klimaat en met kansarmen en met randfiguren in een decor van ondergang en dictatuur. Dat mededogen met de kansarmen samen met een vlijmscherpe houding ten opzichte van de westerse snob kwam al eerder (2007) tot uiting in De Wandelaar,  dat zich in Parijs afspeelt. Een  Nederlander  met smetvrees krijgt tegen wil en dank na een brand in de buurt een hond. Deze hond dwingt hem te wandelen en de ogen te openen voor het leven aan de zelfkant van Parijs.   

In het boek is ook een literaire wandeling opgenomen. Margot Dijkgraaf stelde deze samen.  

 

 

Tekening  F.C. Sierig, 1878

Begin januari 1850 droeg de twintigjarige Peter de Génestet in Den Haag voor het genootschap Oefening kweekt kennis  zijn lange gedicht De Sint-Nikolaas-avond voor. 

Sinterklaas die in het gedicht optreedt, heeft geen knecht bij zich, geeft geen straffen en deelt gul cadeaus uit.

Peter de Génestet, De Sint-Nikolaas-avond. Een Amsterdamsche vertellingMet een inleiding van Arjan Peters. 

 


Er was al eerder (1916)een gedicht met de titel De wandelaar, van Martinus Nijhoff. 
 
Mijn eenzaam leven wandelt in de straten,
Langs een landschap of tusschen kamerwanden.
Er stroomt geen bloed meer door mijn doode handen,
Stil heeft mijn hart de daden sterven laten.
 
Kloosterling uit den tijd der Carolingen,
Zit ik met ernstig Vlaamsch gelaat voor 't raam;
Zie menschen op een zonnig grasveld gaan,
En hoor matrozen langs de kaden zingen.
 
Kunstenaar uit den tijd der Renaissance,
Teeken ik 's nachts den glimlach van een vrouw,
Of buig me over een spiegel en beschouw
Van de eigen oogen het ontzaglijk glanzen.
 
Een dichter uit den tijd van Baudelaire,
- Daags tusschen boeken, 's nachts in een café -
Vloek ik mijn liefde en dans als Salomé.
De wereld heeft haar weelde en haar misère.
 
Toeschouwer ben ik uit een hoogen toren,
Een ruimte scheidt mij van de wereld af,
Die 'k kleiner zie en als van heel ver-af,
En die ik niet aanraken kan en hooren.
 
Toen zich mijn handen tot geen daad meer hieven,
Zagen mijn oogen kalm de dingen aan:
Een stoet van beelden zag ik langs mij gaan,
Stil mozaïkspel zonder perspectieven.

 


Degas in het Depot 

Enkele weken geleden las ik Mrs. Degas van Arthur Japin, een onderhoudend boek over de grote liefde van schilder en beeldhouwer Edgar Degas en vooral een boek over zijn kunst. Het boek is gedeeltelijk geschreven vanuit het perspectief van een aangenomen kind van de grote liefde van Degas, zijn nicht Estelle. Het geeft ook inzicht in het leven in  New Orleans ten tijde van de burgeroorlog en in Parijs in de tijd van de Commune. In het boek gaat een vrouw onder valse voorwendselen door het enorme archief van Degas omdat hij noodgedwongen zijn huis en atelier moet leegmaken. Hij bezat ook veel kunst van oudere schilders en tijdgenoten. Zijn huis was tegelijk een depot. En toevallig opende deze maand het fraaie Depot in Rotterdam zijn deuren en blijkt daar een beeld van een danseresje te staan van Degas. Overigens werpt het boek van Japin ook een ander, minder fraai licht op die schitterende ranke danseresjes..... 

Zie hier kunstwerken uit de verzameling van Degas


Jules Deelder - Stadsgezicht

 
Tegenwoordigheid van geest
en realisme in 't kwadraat
vieren onverstoorbaar feest
in een opgebroken straat
 
Hoog en spijkerhard de hemel
met een blikkerende zon of
zwart en laag in wilde wemel
langs skeletten van beton
 
Doorheen geloken luxaflexen
tórenhoog de wooncomplexen
stapelen den einder dicht
 
Posthistorisch vergezicht -
Rotterdam gehakt uit marmer
kant'lend in het tegenlicht

 


Allerzielen 

Op 2 november wemelt het van de Belgen in de Bredase winkelstraten. Dan zijn ze vrij, om hun doden te gedenken, kerkhoven te bezoeken en te bidden voor het zieleheil van de overledenen die nog niet bij God zijn. In Mexico worden de doden minder sober herdacht, daar wordt het feest van de doden gevierd. Twee romans refereren aan de eerste dagen van november: Allerzielen van Cees Nooteboom en  Under the Vulcano (1947) van Malcolm Lowry. Eigenlijk zijn het tegenpolen qua sfeer en tijdsgewricht, hoewel de dood in beide werken nadrukkelijk aanwezig is.  UTV speelt in Mexico vlak voor WO II en ten tijde van een burgeroorlog. De hoofdpersoon bezoekt in 24 uur zo veel mogelijk cantina's en wil zich niet laat redden, hij  danst op de vulkaan.  In het werk vind je verwijzingen naar Dante Alleghieri, De Goddelijke komedie. In Allerzielen (1998) van Nooteboom gaat de hoofdpersoon in de periode na de val van de muur in Berlijn op zoek naar een nieuw leven, na de dood van zijn vrouw en kind. Een vrouw wordt hem bijna noodlottig. In dit werk zijn er verwijzingen naar Odysseus' zwerftochten, zoals wel vaker bij Nooteboom. 

 

All Soul’s Day (1888),  Jakub Schikaneder 

Willem Wilmink - Allerzielen

Soms loopt er door een drukke straat
ineens een oude kameraad
of reisgenoot.
Je weet zodra je hem begroet:
het kan niet dat ik hem ontmoet,
want hij is dood.

Eerst ben je nog een tijd verbaasd
omdat die levende toch haast
die dode was.
Heb je de zaak dan afgedaan,
dan komt er weer zo'n dode aan,
met flinke pas.

Thuis van het dodencarnaval
zie je de spiegel in de hal,
je schrik is groot:
die man daar in het spiegelglas,
met die bekende regenjas,
was die niet dood?

Uit: Ernstig genoeg

Een stukje Cambridge in de buurt

Het kon eindelijk weer: een dagje Antwerpen. En daar bezochten we de Nottebohmzaal op het prachtige Conscienceplein en kregen een boeiend verhaal te horen over het plein, de bibliotheek en Paul van Ostayen van een van de rondleiders. In het archief van de stadsbibliotheek is de sfeer te vinden van The Wren library van het Trinitycollege in Cambridge of in The Long room in van het gelijknamige college in Dublin. Jonge boekenliefhebbers zullen associaties hebben met de verhalen over Harry Potter. De Nottebohmzaal bevindt zich in het oudste deel van de bibliotheek, de Sodaliteit, waar ze in 1936 werd ingericht als pronkzaal. 

 

Naast boekenmagazijn en tentoonstellingsruimte doet ze dienst als bewaarplaats voor bijzondere schenkingen en stukken zoals de globes van Blaeu en de Egyptische kast. Ze dankt haar naam aan de Antwerpse mecenas Oscar Nottebohm. Een aanrader!

Binnenkort start een tentoonstelling over ridderverhalen : Helden in Harnas, van Karel ende Elegast tot Don Quichot

 

  • vrijdag 29 oktober 2021 tot zondag 23 januari 2022 van 13:00 tot 17:00

 


In een gedicht van de neo-romanticus Adriaan Roland Holst, dat ik vond toen ik op zoek was naar teksten over de herfst, las ik op de tijd toepasselijke woorden. De wereldleiders, bijeen in Glasgow, zouden er wat van kunnen leren. 

 

'aan koningen, die uit een westwaarts vluchten

omzagen naar een brandgloed in de luchten...

 

een bleek, elkander overweer aanklagen

van deze menigten in hun versagen

onder de in aantocht blinkende voorvlagen

van einde's dageraad...'

 

Adriaan Roland Holst - Najaar

 
De nacht vaart door de roepende kruinen heen
zwaar en onheuchelijk; ik loop beneden.
Sinds gistren is het een leven geleden
dat de zomer verdween.
 
Ik denk aan al wat heerschte en ziende blind
wervelend her, der, werd uiteengedwereld:
de woestheid en de moeheid dezer wereld,
aan eeuwen, aan den wind,
 
steden en tronen die niet meer bestaan,
aan koningen, die uit een westwaarts vluchten
omzagen naar een brandgloed in de luchten,
puinen, de wilde maan,
 
 
 

 

die boven 't onheil uitwaait en verdwijnt,

aan het teloorgaan, vreemd, gelijk de wolken

en spoorloos, van de droombevlogen volken,

aan der werelden eind -

 

dat eind ook, dat zich nu voorzeggen laat:

een bleek, elkander overweer aanklagen

van deze menigten in hun versagen

onder de in aantocht blinkende voorvlagen

van einde's dageraad...

 

en aan een oud verhaal, dat ik nog weet

van haar en mij... aan liefde en dood en droomen...

ons allen op het noodlot meegenomen

van de sombere planeet.  

 

Uit: De Wilde Kim 

 

 


De seizoenen, een onuitputtelijke inspiratiebron

Afgelopen jaar las ik The seasonal quartet van Ali Smith, vier bijzondere romans over ons tijdsgewricht en onze problemen als Brexit en migratie, met verwijzingen naar de Tweede Wereldoorlog, naar kunst en poëzie. De boeken zijn vertaald met de titels Herfst, Winter, Lente en Zomer. Het bijzondere is dat deze oude - bijna obligate-  structuur zo veel nieuws bevat, in compositie en stijl.

Nu de herfst weer merkbaar is aangebroken maak ik een verzameling van gedichten over de seizoenen en over de maanden van het jaar. Zowel in de muziek als in de dichtkunst kunnen we er niet omheen. De herfst is goed vertegenwoordigd. 

Jean Pierre Rawie - Voorgoed

Dit is de herfst, dit zijn de mooiste maanden,

maar ze ontgaan ons zoals ieder jaar,

want wij zijn blinden in een wereld waar

het blijvende niet geldt, alleen het gaande.

 

Wij tastten in het duister naar elkaar,

een oogwenk dat wij ons onsterflijk waanden,

en zijn niet dan elkanders nabestaanden;

het bed is ons niet nader dan de baar.

 

Geen troost valt aan het najaar te ontlenen,

de bladeren verworden in de goot

en de gelieven zijn voorgoed verdwenen.

 

Wie weet is ons vergund pas metterdood,

door vreemde hemellichamen beschenen,

iets vast te houden wat ons niet verstoot.

 

Uit: Geleende tijd

 


Twee gedichten over tuinen 

 

Rutger Kopland - Boomgaard 

 

Woorden weten van zichzelf niet waarvoor ze

gemaakt zijn – en zo is het met alles in de wereld

niets weet waarvoor het er is

en ook wij weten het niet

 

ik kijk door het raam de boomgaard in en zie hoe

woorden voor vogels, bomen, gras, voor wat er is daar

daar niets betekenen en ook de boomgaard zelf

heeft geen betekenis

 

in mijn hoofd zoekt iemand naar woorden voor

iets dat nog geen gevoel is en nog geen gedachte

 

en langzaam begin ik te voelen en te denken

dat ook de boomgaard daarnaar zoekt – dat wij

hetzelfde zoeken, de boomgaard en ik

UIt: Een man in de tuin

 

 

Klik hier voor meer gedichten over de tuin

Leonard Nolens – Vermoeidheid

Als wij, de grote mensen, moe zijn

Van het praten met elkaar,

Als wij moe zijn van het slapen

Met elkaar, het wandelen

En handeldrijven met elkaar,

Het tafelen en oorlog voeren

Met elkaar, als wij zo moe zijn

Van elkaar, van het elkaren

Van elkaar, dan zetten wij de kat

Op onze schouder, gaan de tuin in

En zoeken de kinderstemmen achter

De hoge hagen en in de boomhut.

En zwijgend leggen wij onze vermoeidheid

In het gras, en de jaren die zwaar

En donker sliepen in de zoom

Van onze jas ontbloten zich daarboven

In een jongenskeel en dansen op

En neer in een vochtige meisjesmond.

Als wij, de grote mensen, moe zijn

Van het praten,

Van het praten,

Van het praten met elkaar,

Gaan wij de tuin in en verzwijgen ons

In de kat, in het gras, in het kind.

Uit: Manieren van leven


Moederdag

 

Moeders

Men herkent ze van ver en van vroeger: altijd in rep en roer, altijd dat vertrouwde rumoer.

Of wij het niet te koud hebben misschien, dat onze jas wat hoger moet geknoopt,

dat wij die slechte vrienden beter kunnen mijden. Et cetera, et cetera.

---

Zij geven kleuters sjaals en wollen wanten mee. Bananen.

Iets dappers tegen tranen. En van hun eigen moeders die hun meer en meer ontglippen, worden zij de laatste moeders. Tot zij de handen wantrouwen die hen niet langer vasthouden kunnen.

 

Luuk Gruwez

 

Klik hier voor meer moedergedichten

 

 

 


Vincent van Gogh 


Verlangen naar Antwerpen

Natuurlijk willen we allemaal weer naar Antwerpen, voor de terrassen, het lekkere eten, de kaaien, maar ik zou zo graag de tentoonstelling in het Letterenhuis bezoeken rond het herontdekte manuscript van Paul van Ostayen.  Honderd jaar geleden bracht Van Ostayen Bezette stad uit, een vernieuwende en controversiële dichtbundel. In zijn gedichten, die een heel expressievolle weergave zijn van Antwerpen in de tijd van de Duitse bezetting, laat hij de ontreddering en de bandeloosheid van de bevolking zien. Het meest beroemd is het gedicht Boem Paukeslag. Lees verder

'Besmette stad' is een multimediaal project van de Buren, waarin Vlaamse en Nederlandse kunstenaars een artistiek antwoord geven op de coronacrisis. Ze laten zich daarvoor inspireren door Bezette Stad.

 


Dokters die schrijven

Toen ik in de wachtkamer in de huisartsenpraktijk zat na mijn vaccinatie, viel mijn oog weer op de mooie verzameling citaten aan de wand. Stuk voor stuk citaten van artsen. Regels van Slauerhoff, Brakman, Kopland en veel meer Nederlandse en buitenlandse dubbeltalenten. Nu het ook nog eens vijftig jaar geleden is dat Simon Vestdijk stierf,  is het tijd voor een bloemlezing uit het werk van schrijvende dokters.  

Ook las ik onlangs dat aankomend artsen in hun opleiding  aan de Radboud Universiteit de opdracht krijgen om een roman te lezen en van daaruit een ziektebeeld te analyseren. Arts-docent Remco Haringhuizen las een boek dat hem op een idee bracht. Wij zijn licht van Gerda Blees vertelt het verhaal van de spirituele woongroep ‘Klank en Liefde’. De mensen uit de groep besluiten langzaam maar zeker te stoppen met eten. Het licht, de lucht en de liefde zullen genoeg zijn om hen in leven te houden. Die manier van leven wordt de oudste bewoonster van de groep uiteindelijk fataal.

Lees verder 



Ester Naomi Perquin  -  Ongevraagd advies

Geef het land aan wie het weet te liggen: prachtig

onder zeeniveau, midden in het paradijs.

Geef het de manken, de blinden, de stamelaars
en slissers. De zwijgers.

Geef het de oude man die 's ochtends vroeg gaat vissen,
alleen om zijn vrouw te ontlopen – wij zijn ook
die man, die vrouw, wij zijn ook die vissen.

Geef het de vrouw die kinderen leert: neem zebra's te voet,
sla terug als je geslagen wordt, zorg altijd voor je hond.

Geef het wie er weg wil maar het niet kan missen.
Wie blijft. Wie grenzen kent, de scheve gevels
en de aarde. Wie niets van aangepaste prijzen weet
maar wel van actuele waarde. Schrik niet.

Breek het schreeuwen open, kijk: ook daar zitten wij,
schouder aan schouder om het vuur, grommend
en hoopvol. Te wachten. Te staren.

Geef het land aan wie het ternauwernood maar stralend
vast zal houden, geef het wie het amper past.

Kijk verder dan de meest geplakte posters, negeer
de zachtste woorden, de wanen en de lach –
geef je land, je stad, je tijd uit handen.

Maar geef één stem weg.
Nooit de macht.

Lees verder over politiek in de literatuur

Verkiezingsdag


Geen boekenweek

Al is er geen boekenweek, er zijn wel wat bijzondere programma's, met schrijvers over boeken. Een vlotte aanpak zie je in Eus' boekenclub, waarin verzamelaars, gelegenheidsrecensenten en mensen uit het boekenvak aan het woord komen. En elke aflevering een dichter. Bijvoorbeeld Iduna Paalman met het gedicht

Audit:

Er bestaat een groep riskmanagers, ik ben er een van. We komen graag

samen in een huis met gematteerde ramen, taxeren de dreigingen, verdelen

ons zorgvuldig over de straten.

 

Al op de eerste hoek weet ik een schaafwond uit een tegel te schrapen,

een clash uit een auto, een grom uit een hond. Botten bevrijd ik

van hun prematuur gevormde breuken, parkeergarages

van hun diep in de staalconstructies verscholen rekenfouten.

Uit een vrouw verwijder ik het weggaan, uit het kind

de vroegtijdige verlating.

 

Van wat pijn lijdt en kouvat neem ik de besmetting weg. Ik repareer

wat harig schuurt, roestig drupt, weerloos naakt op de akker staat.

Kompasnaalden in zakken van traag volgezogen jassen, stikgevaar

in stilstaande adem, de onderstroom in vreemde gangen, sluizen

in manieren van praten

 

’s avonds rapporteer ik: alles wat misging is voorkomen, alles wat

jankte kan rustig gaan slapen.

 


Vraag niet hoe, maar je bent er 

Er is veel aandacht voor poëzie de laatste tijd. Allereerst wil ik wijzen op interviews met en artikelen over de nieuwe dichter des vaderlands: Lieke Marsman. Op 22 januari verscheen haar eerste vaderlandse gedicht in NRC. In haar laatste bundel In mijn mand behandelt Marsman de grootste thema’s die het menselijke bestaan kenmerken: de waarde van het leven en de plek van de dood in een mensenleven. Hoe leef je met een levensbedreigende ziekte?  En hoe verhoud je je tot de wereld in dergelijke omstandigheden? Trek je je eruit terug, of laat je je juist gelden en houd je die wereld een spiegel voor? Lieke Marsman kiest resoluut voor het laatste. 

Zie hier meer over dichter des vaderlands .

Gedichten op zeep, dat is voer voor Kila van der Starre, die op 12 februari promoveert aan de Universiteit van Utrecht op een proefschrift dat de verspreiding van poëzie bespreekt. 


27 januari 1945 

 

Op 27 januari werd Auschwitz bevrijd door de Russen. Het voor de buitenwereld onvoorstelbare bleek echt gebeurd te zijn. Voor mij is het meest indrukwekkende gedicht over de vernietiging van een volk dat van Paul Celan: Todesfuge. Er is een speciale website over Paul Celan en dit gedicht. Op Letterlievend heb ik een pagina met gedichten over de oorlog samengesteld. Gedichten van onder meer Wilmink, Campert en Vroman lees je daar. Daarnaast is er recent een indrukwekkend boek verschenen over de lotgevallen van de familie Brillesnijder in de oorlog: Het Hooge nest van Roxane van Iperen. Ook in dat boek lees je over de onvoorstelbare wreedheid en het wegkijken bij onrecht in de Tweede Wereldoorlog, maar ook over moed en onzelfzuchtigheid.

Lees verder 

 

 

 

 

 

Het gaat niet om zeep

En dan is het nu natuurlijk poëzieweek. Het thema is dit jaar SAMEN. Er is een bundel uitgegeven van Rodaan AL Gaudi en Maud van Hauwaert

Zij schreven ook een gedicht over handen wassen voor de zeep Wonderschoon!

 

Er was de laatste tijd                                            opvallend veel intiem contact

ik zou zelfs durven zeggen

op het perverse af 

ze verstrengelden zich in elkaar

sopten erop los,

verspilden

flesjes glijmiddel,

probeerden werkelijk elk standje 

en ik, tjah,

ben nu toch

lichtelijk jaloers op die intimiteit

tussen mijn

linker- en rechterhandje

 



Paul Celan. 

Meer Nederlands proza over de jodenvervolging: Etty Hillesum- het denkend hart van de barak; J. Presser- De nacht der Girondijnen; Jona Oberski - Kinderjaren. Marga Minco - Het bittere kruid.

Lesmateriaal

 


5 januari 2021. De lockdown zal waarschijnlijk de hele maand voortduren. In maart 2020 hing dit prachtige spandoek al op. Het is nog steeds toepasselijk.

De Oostenrijkse dichter Friedrich Torberg (1908-1978) schreef het volgende gedicht:

Spleen

Ich möchte alles, was ich fühl, nicht fühlen
und ganz allein sein. Nein, nicht ganz allein.
Ich möchte gern zwei Hunde sein
und miteinander spielen.

Ik zit mij voor het vensterglas

onnoemelijk te vervelen.

Ik wou dat ik twee hondjes was,

dan kon ik samen spelen.

 

In de jaren vijftig werd dit gedicht ten onrechte toegeschreven aan Godfried Bomans, maar de tekst van Torberg past als gegoten bij de Staffordshire dogs. Want zeg nu zelf, één hondje, één persoon, is toch ook maar alleen? De ook wel hoerenhondjes genoemde beeldjes stonden niet alleen op de schoorsteenmantel, maar nog vaker voor het raam. Wachtende op de thuiskomst van een geliefde zoon, vader of grootvader. De zee was verraderlijk en de hondjes wachtten trouw.  (Bron: Veenkoloniaal museum)

 

 

En het gedichtje is waarschijnlijk ook Ramsey Nasr niet onbekend geweest.....

 

ik wou dat ik twee burgers was (dan kon ik samenleven)

en dit is mijn gedicht, komt u binnen

let niet op de galm, wees niet bang

laat ons beginnen in leegte

welkom in mijn krater van licht

ooit kwamen wij samen, u en ik, weet u nog

koel leefden wij op in de glans van een roemer

onze schaduwen als helder kristal

onze roem even terloops als de lichtval

op de brief van een windstille vrouw lees verder



Stefan Hertmans - Herfst 



Voor meer herfstgedichten klik hier


Gekte in de letteren

Viruswaanzin is een term die vanaf dit voorjaar gebruikt wordt door mensen die het waanzin vinden om je aan de regels te houden. Intussen is de naam veranderd in Viruswaarheid. Waarheid en waanzin liggen zeker in de wereld van de waanzinnige dicht bij elkaar. Dit gold ook voor Maarten Biesheuvel, die deze zomer is gestorven. Hij zag Karel van het Reve voor God aan en zichzelf als zijn zoon en wist dit bijzonder geestig op te schrijven. Zijn leven was zwaar, zonder zijn Eva had hij het niet gered, maar het leverde prachtig proza op.

Illustratie door Dorinde van Oort

 

Er zijn nogal wat schrijvers die literatuur schreven over depressie, gekte, dementie.  Daarvan was in Nederland een aantal  psychiater: Van Eeden, Vasalis, Kopland, Vestdijk. Zij waren bijzonder sensitief in de pathologie van hun hoofdpersonages. Denk daarbij aan De idioot in het bad van Vasalis,  Het gedicht van Kopland over zijn demente moeder en de beschrijving door Frederik van Eeden van Hedwig in Van de koele meren des doods. Ook WF Hermans voert in zijn roman De Donkere kamer van Damokles een geesteszieke moeder en zoon op. Recenter is het werk van Jaap Robben, over een moeder die een ziekelijke binding heeft met haar zoon: Birk. En wat de denken van de geneticus in De Engelenmaker die zichzelf wil klonen en uiteindelijk zich als de messias in de dood stort? Of van Hofmeester die in Tirza van Arnon Grunberg een dubbele moord pleegt uit waanzin. 

Peter Buwalda beschrijft in Bonita Avenue een verontrustend personage in de gedaante van Siem Sigerius, die laat zien dat ook een judokampioen/hoogleraar het spoor totaal bijster kan raken. Hoeveel romans zou je trouwens moeten schrappen als ze niet over gekte mochten gaan? En kan je wel een interessante roman schrijven als de personages normale mensen zijn? De dichter Gerrit Achterberg  vermoordde in waanzin zijn hospita en verbleef jaren in een TBS-inrichting. 

Rutger Kopland en Simon Vestdijk hebben zelf ook depressieve periodes gekend in hun leven, maar dat is misschien niet te vergelijken met de ernst van de depressie van Francois Haverschmidt, en die van Jan Arends, Jotie ’t Hooft en Joost Zwagerman, die allen een eind aan hun leven maakten.  Jeroen Brouwers schreef een vuistdik boek over zelfmoord in de letteren: De laatste deur. In zijn laatste roman beschrijft in hij een man die op een geriatrische afdeling wordt verpleegd. Dat is ook gekmakend.


Moederdag, gedichten  

Berthe Morisot, La Lecture, 1888


Oorlog en bevrijding in de poëzie 

 

Komt een duif van honderd pond,

een olijfboom in zijn klauwen,

bij mijn oren met zijn mond

vol van koren zoete vrouwen,

vol van kirrende verhalen

hoe de oorlog is verdwenen

en herhaalt ze honderd malen:

alle malen zal ik wenen.

Leo Vroman - Vrede 


Op deze website verzamel ik ook gedichten over oorlog en vrede. Daarnaast is er lesmateriaal te vinden op de pagina met presentaties voor literatuurlessen. 


Annie M .G. Schmidt - Vier uur ‘s morgens

Waarom is er geen club van slapelozen?
Men is zo eenzaam als men wakker ligt.
Kijk, aan het voeteneind zit mijn neurose
en ziet mij aan met een bedroefd gezicht.

Ik heb ‘s nachts altijd zoveel te betalen!
Veel meer dan overdag. En ik ben bang
voor oorlog en voor ziektes en voor kwalen;
Ik tel de friemeltjes op het behang,

en ga vergeefs in mijn bewustzijn dreggen
of ik daar iets plezierigs vinden kan.
Zou ‘t helpen als ik verzen op ging zeggen?
Van Willem Kloos? Vooruit, daar gaat ie dan: (..)

Ook voor alle slapelozen tijdens de coronacrisis schreef Annie M.G. dit gedicht, waarin wordt verwezen naar Willem Kloos' vers Ik ween om bloemen in de knop gebroken.

Ik ween om bloemen in de knop gebroken
En vóór den uchtend van haar bloei vergaan,
Ik ween om liefde die niet is ontloken,
En om mijn harte dat niet werd verstaan.

Gij kwaamt, en 'k wist -- gij zijt weer heengegaan...
Ik heb het nauw gezien, geen woord gesproken:
Ik zat weer roerloos nà die korten waan
In de eeuwge schaduw van mijn smart gedoken:

Zo als een vogel in den stillen nacht
Op ééns ontwaakt, omdat de hemel gloeit,
En denkt, 't is dag, en heft het kopje en fluit,

Maar eer 't zijn vaakrige oogjes gans ontsluit,
Is het weer donker, en slechts droevig vloeit
Door 't sluimerend geblaarte een zwakke klacht.


Vogelgedichten

Velen zijn in deze tijd van lockdown gegrepen door een vogelvirus. De kenmerken zijn het vogels spotten, herkennen, tekenen, of collages maken met vogels, zoals beeldend kunstenaar Hanneke Adelaar dat dagelijks laat zien op Facebook. Daarom hier een verzameling gedichten over en met vogels.


In Podium Witteman was gisteren een troostgedicht te horen, het werd prachtig gezongen door Tomas Oliemans op muziek van Harry Bannink. 

 

Rutger Kopland -Onder de appelboom

 

Ik kwam thuis, het was

een uur of acht en zeldzaam

zacht voor de tijd van het jaar.

de tuinbank stond klaar

onder de appelboom.

ik ging zitten en ik zat

te kijken hoe de buurman

in zijn tuin nog aan het spitten

was, de nacht kwam uit de aarde

een blauwer wordend licht hing

in de appelboom

toen werd het langzaam weer te mooi

om waar te zijn, de dingen

van de dag verdwenen voor de geur

van hooi, er lag weer speelgoed

in het gras en verweg in het huis

lachten de kinderen in het bad

tot waar ik zat, tot

onder de appelboom

en later hoorde ik vleugels

van ganzen in de hemel

hoorde ik hoe stil en leeg

het aan het worden was

gelukkig kwam er iemand naast mij

zitten, om precies te zijn jij

was het die naast mij kwam

onder de appelboom, zeldzaam

zacht en dichtbij

voor onze leeftijd.

Uit:Onder het vee, 1966

 


Sporen van Marga Minco

In 2021 is er wederom aandacht voor Marga Minco in Breda. als het Oranjeplein heringericht is zal het haar naam dragen. 

Het afgelopen  jaar ben ik in het leven en werk van Marga Minco gedoken omdat zij op 31 maart 100 jaar werd. Daarbij is het 75 jaar geleden dat Marga Minco haar laatste onderduikadres kon verlaten omdat de Tweede Wereldoorlog afgelopen was.

Mochten docenten Nederlands in en buiten Breda behoefte hebben aan ondersteunend materiaal, hierbij een link naar Marga Minco 101 met informatie en een link naar de audiotour Sporen van Marga Minco  door Breda, die ook digitaal te volgen is. Ook de bibliotheek besteedt aandacht aan Marga Minco. 

 

Lees verder 

 



Virusangst

De laatste weken is de aandacht en angst voor het nieuwste coronavirus alom aanwezig. Moet ik nu mijn vakantieplannen wijzigen of zelfs annuleren? Henriet de Nie deed het denken aan het gedicht De tuinman en de dood van P.N. van Eyck.  Een regel van het gedicht is te vinden in Leiden in de Van Eyckhof.

 

 


Een nieuwe lente,                  een soort kievitsei

Terwijl alles in de laatste weken anders lijkt, zijn er toch constanten. Zoals ieder jaar verschijnen in de lente allusies naar Herman Gorters Mei. Nu het voorjaar steeds vroeger een aanvang neemt, hoeven we niet tot mei te wachten. Vorige week vond ik het literaire kievitsei al in de Volkskrant in een stukje over mode van Cecile Narinx. Zij verhaspelde de beroemdste regel van Gorter niet. Vandaag per toeval op een website van de Rijksoverheid een prachtig exemplaar. 

Trouwens, ...het symposium is wel afgelast.

 

 


Dwarsdenkers in de literatuur

Willem - die Madocke maecte - schreef in de dertiende eeuw Vanden Vos Reinaerde en was misschien de eerste grote dwarsdenker in de Nederlandse literatuur. Hij maakte de adel, de geestelijkheid en de burgerij belachelijk door hun slechtste eigenschappen zoals hebzucht, lust, bedrog en machtswellust uit te beelden.

Willem Godschalk van Focquenbroch (1640-1670) bedreef ook satire, maar dan tegen de Petrarkistische liefdespoëzie die in zijn tijd in de mode was. Van Focquenbroch beschreef liever het lelijke en vunzige dan de schoonheid.

In de achttiende eeuw is Jacob Campo Weijerman (1677- 1747) een echte rebel, in woord en daad. Weijerman had vele talenten: hij was schilder, dichter, toneelschrijver, uitgever, en sprak en vertaalde in vier talen. Hij studeerde, woonde en werkte in tientallen plaatsen. Zijn satirische geschriften, zijn geldproblemen en zijn zeer losbandige omgang met vrouwen brachten hem in de gevangenis en met zijn vrouw en kinderen aan de bedelstaf.  

De romantische kunstenaar was welhaast verplicht zich rebels te gedragen Daarom hebben we in de negentiende eeuw keuze genoeg: naast Bilderdijk en Multatuli, kan De Schoolmeester (Gerrit van der Linden) hier niet ontbreken. Bij de Tachtigers zijn Willem Kloos en Lodewijk van Deijssel de dwarsdenkers van hun generatie.

Multatuli (1820-1887) (pseudoniem voor Eduard Douwes Dekker) is volgens velen de grootste schrijver van de negentiende eeuw en volgens een behoorlijk aantal bewonderaars de grootste Nederlandse schrijver aller tijden. Max Havelaar of de koffij-veilingen der Nederlandse Handelmaatschappij is door de structuur, de inhoud en het taalgebruik zijn belangrijkste werk. Zijn ideeën hebben velen geïnspireerd. Multatuli is zeker de meest vertaalde Nederlandse schrijver uit zijn tijd. Eduard Douwes Dekker was  niet alleen een rebels schrijver, ook zijn leven en de keuzes (gokken, ménage á- trois, crematie), die hij maakte, waren rebels.

Het is dit jaar het Multatuli-jaar, want de schrijver werd 200 jaar geleden geboren. Dat sluit natuurlijk prachtig aan bij het thema van de Boekenweek. Op deze site is ook een presentatie over Multatuli te vinden. 


Van oude mensen

Jort Kelder is met een nieuw programma op de buis, althans een programma met een nieuwe titel. Nou ja, een nieuwe titel...

Of Louis Couperus zich hierom in zijn graf omdraait weet ik niet, maar ik moet ook een beetje denken aan Constance, in De Boeken der kleine zielen. Haar favoriete uitspraak is daar: 'Geld, c' est le moindre de mes soucis'. Misschien iets voor een volgende serie? 

 


Koele wateren en groene weiden

Het Rijksmuseum en vijf stadsmusea in Nederland zijn in 2017 een samenwerking voor acht jaar aangegaan voor een ambitieuze reeks reizende tentoonstellingen. Thema zijn de vier elementen: aarde, water, lucht en vuur. Die krijgen een vertaling in de tentoonstellingsreeks Lage Landen, Koele Wateren, Hoge Luchten en Hete Vuren.

Water als vriend én vijand
Van de vier elementen - aarde, water, lucht, en vuur - is het element water het meest kenmerkend voor Nederland. Nederland ligt in de laagste delta ter wereld. De grote rivieren, de ligging aan zee en 18.000 km dijken die het water moeten keren bepalen het Nederlandse landschap. Water is zowel vriend als vijand.
De Nederlanders verdienen er hun brood mee. Ze hebben er oorlogen op uitgevochten, maar moeten zich er ook tegen beschermen. Schilders hebben het water door de eeuwen heen op vele manieren vastgelegd. Oneindig is ook het aantal Nederlandse gezegdes en spreekwoorden dat met water en scheepvaart samenhangt.

Bij de titel Koele wateren dacht ik meteen aan de roman Van de koele meren des doods van Frederik van Eeden. In deze roman is de hoofdpersoon Hedwig de la Fontaine een getormenteerde vrouw. Nadat zij verlaten is en haar kind heeft verloren zoekt zij eerst haar heil in opium, en wil een einde aan haar leven maken. Later vindt zij rust in het geloof en bij de eenvoudige mensen op het oude landgoed van de familie. Hierin zie je ook de zoektocht van Van Eeden zelf weerspiegeld. De koele wateren en koele meren komen uit een bijbeltekst, 

 

 

 

Psalm 23 De Heer is mijn herder, het ontbreekt mij aan niets. Hij laat mij rusten in groene weiden en voert mij naar vredig water, (...)

En laat nu Rutger Kopland ook over de groene weiden geschreven hebben.....

Al die mooie beloften
De grazige weiden, vader, de wateren
der rust, ik heb ze gezocht en inderdaad
gevonden, ze waren nog mooier dan jij
me had beloofd, prachtig, prachtig.

En in De Avonden van Gerard Reve gaat Frits van Egters naar een film, The green pastures

Toch een beetje de heilige drie-eenheid, ook al ben ik niet gelovig.

 


Rest and be thankful

Het is een einde van een tijdperk. Jan Cornelis, door wie ik Nederlands ging studeren - want Cornelis was geen vak op de universiteit – is niet meer bij ons.

Wij herdachten Jan met enkele gedichten van zijn favoriete schrijvers. Ik  schreef een pastiche op De moeder de vrouw van Martinus Nijhoff. Immers, tweede gebruik, daar hield Jan van.

 

Mijn leraar, mijn vriend

Ik ging naar school en dacht niets nieuws te zien

Maar ‘k zag een leraar op de fiets de klas in rijden.

Citerend Kopland. Hij sprak van groene weiden  

En speelde trekharmonica. Een minuut of tien,

 

Dat ik daar zat, in dat lokaal, geheel verzonken,

mijn hoofd vol van Buddingh’, van ready mades, 

van Reve, het was Cornelis die het deed:

Nooit had een leraarsstem zo goed geklonken.

 

Hij was mijn vriend en ‘k leerde nog veel meer:

Van kunst in de reclame tot de Styx bevaren.

We deden Poëzie Hardop, wel menig keer,

 

Vol spot, maar niemand had bezwaren.

O, Jan,  onopgemerkt ben je niet geweest,

Het is gezien. Wij zullen het bewaren.

 

 

 


 

De woorden Rest and be thankful staan op de tuinbank van Jan en Lotte. Jan schilderde op onze tuinbank Count your blessings. En later stuurde hij een brief aan me met het volgende gedicht om me in een drukke periode op school moed in te spreken.

 

Remco Campert – Jongeling

Het huis verlaten voor de straten

Die langs tram- en autolijnen

Glanzend in de nacht verdwijnen

Waar blinde boerderijen leunen

Op moederlijke landerijen.

 

Langs de straten zwijgend praten

Langs de uithangborden met reclames

Langs de Heilsoldaten met hun dames

‘Tel uw zegeningen één voor één

Tel ze alle en vergeet er geen.’

 


5 december 

In 1954 schreef  Louis de Bourbon deze regels en liet Willem Elsschot zich in een sinterklaasvers uit over de politieke situatie in zijn tijd. 

 

Zwarte Piet, zwarte piet,

in de huidskleur zit het niet,

zij zijn enkel te beklagen

die in wijsheid’s dienst versagen

vriendschap zetelt in het hart

vrede sticht men met geen gard. (...)

 

Voor meer poëzie over Sint Nicolaas en een handreiking voor het schrijven van een sinterklaasgedicht door drs. P.  lees verder

 


De Afsluitdijk in de literatuur

Vasalis - Afsluitdijk 

De bus rijdt als een kamer door de nacht
de weg is recht, de dijk is eindeloos
links ligt de zee, getemd maar rusteloos,
wij kijken uit, een kleine maan schijnt zacht.

Vóór mij de jonge pas-geschoren nekken
van twee matrozen, die bedwongen gapen
en later, na een kort en lenig rekken
onschuldig op elkanders schouder slapen.

Dan zie ik plots, als waar ´t een droom, in ´t glas
ijl en doorzichtig aan de onze vastgeklonken,
soms duidelijk als wij, dan weer in zee verdronken
de geest van deze bus; het gras
snijdt dwars door de matrozen heen.
Daar zie ik ook mezelf. Alleen
mijn hoofd deint boven het watervlak,
beweegt de mond als sprak
het, een verbaasde zeemeermin.
Er is geen einde en geen begin
aan deze tocht, geen toekomst, geen verleden,
alleen dit wonderlijk gespleten lange heden.

Uit: Parken en Woestijnen

Dit jaar is een begin gemaakt met de renovatie van de Afsluitdijk. In de Nederlandse literatuur kom je de dijk ook tegen. Het mooist in de prachtige roman Remington van Bert Natter. Een boek over  een vader-zoonrelatie en de dood,  dat toch licht is geschreven. Met veel verwijzingen naar kunst en  poëzie, uiteraard naar Vasalis. Ik raad het iedereen aan. 

 

 

 

 


Nederland Leest, Breda niet?

Op 1 november was de aftrap van Nederland Leest, de actie om Nederlanders aan het lezen te krijgen in de bibliotheek Breda. Op een regenachtige vrijdagavond fietste ik door de binnenstad en zag dat de restaurants en cafés goed gevuld waren. Ruim op tijd voor het feestelijke gebeuren constateerde ik in de pas vernieuwde Nieuwe Veste dat daar wel wat studerende asielzoekers hun boterham aten, en dat er  weinig mensen op de uitnodiging waren afgekomen, terwijl toch Onno Blom uitgenodigd was dit alles cachet te geven. Hij is de samensteller van de bundel Winterbloei, het gratis boek bij de campagne.

 

 

 

Lees op de pagina Herfstgedichten een gedicht van Jan Wolkers.

 

Onno zelf was ongeveer een uur te laat door files en parkeerproblemen. Hij  had even niet doorgehad dat het thema van Nederland Leest dit jaar duurzaamheid is en in je eentje op vrijdagmiddag in de auto stappen dan een gotspe is en tegelijk een vorm van verdiende kastijding. Het wachten werd verlengd door een voordracht van een jonge Belgische dichteres die zeer begaan was met de aarde en met zichzelf en daarover Poëzie had geschreven die qua stijl en volume leek op een roman van Griet Op de Beeck. Maar, toen Onno op het podium stapte, merkte niemand aan hem dat hij zich afvroeg waarom hij in godsnaam naar Breda was afgereisd voor een publiek van twintig man. De knop ging om en hij stak van wal.Van interviewer Kees van Meel kreeg Onno ruim de gelegenheid om alles uitvoerig te herhalen wat we bij het verschijnen van de biografie van Wolkers in alle kranten hadden kunnen lezen en in DWDD en bij Pauw hadden kunnen zien. Even werd het interessant toen Kees vroeg wat de kritiek op het proefschrift gedaan had met hem. Maar ook daarvan werd zonder tegenwerping van Kees een mooi verhaal gemaakt. Over het waarom bij de té onsmakelijke passages, die Wolkers zelf niet eens wilde publiceren, maar Onno onlangs wel, kwam geen vraag. Over zijn optreden in een serie over Rembrandt geen woord. Toen Kees aan Onno vroeg waarom hij het boekje voor Nederland Leest had samengesteld antwoordde hij cynisch: ‘Een zak met geld’. Even stapte Onno uit zijn rol van de charmante cultuurminnaar die zich zelfs niet te goed voelde voor de provincie. Helaas was er geen tijd voor vragen uit het publiek doordat Onno immers te laat was en er wellicht nog een enkeling de beloofde verfilming van Turks Fruit wilde zien. Kees en Onno leken opgelucht en het grootste deel van het publiek maakte zich uit de voeten.

De hamvraag is uiteraard of er meer mensen een boek gaan lezen door Nederland Leest. Door een boek met teksten van een schrijver voor wie de liefde in het tijdperk van ‘me-too’ wellicht iets bekoeld is. Een schrijver die al zoveel aandacht heeft gehad door die biografie. En is híj de schrijver over natuur en duurzaamheid en zijn dít nu de uitgelezen teksten van hem die alle boekenhaters aan het lezen krijgen? Vreemd, Giphart, die een inleiding bij het boekje schreef,  wist altijd zelf heel goed hoe hij lezers kon aan zich kon binden.

En gaat er iemand het boekje Winterbloei lezen door deze avond? Er is in Breda hard gewerkt aan een gevarieerd programma voor de hele maand rond het thema natuur en duurzaamheid. Ik hoop dat daarvoor meer enthousiasme zal zijn dan voor deze aftrap én dat er daardoor meer gelezen wordt. Er is zoveel meer in de bibliotheek te vinden!


Bestijg de trein nooit zonder uw valies met dromen 

In York bezocht ik het National Railwaymuseum, een prachtige plek, waar ik ook een posttrein zag. Over de posttrein kende ik al een gedicht van W.H. Auden, This is the nightmail. Een rap avant-la-lettre!

Lees hier meer treingedichten. 


Luister naar de negentiende-eeuwse dichters

De Kinkerstraat is vernoemd naar de dichter Johannes Kinker en heeft een zijstraat die vernoemd is naar Nicolaas Beets,  bekender als  Hildebrand van de Camera Obscura. In deze straat vind je een interactief kunstwerk van Danilo Joanovic da Rudna. Het is een tamelijk onopvallend werk, meer een paneel met knopjes naast de namen van onze beroemdste dichters uit de negentiende eeuw. Als je op een knopje drukt kan je een gedicht beluisteren van een van hen.

Zelf ben ik meer gecharmeerd van de droogkomische poëzie van Gerrit van de Linde, alias De Schoolmeester, dan van de moralistische gedichten van Beets. Overigens zijn al deze dichters te vinden op DBNL.

 

Grafschrift van Gerrit van de Linde

Op kleêremaker.

Hier ligt een kleêremaker met kastanjebruin hair in de kist;
Dat zou je niet makkelijk raaien als je 't niet wist.

 


Leven in de tuin 

Deze dagen lees ik Een leven in de tuin van Penelope Liveley, een tachtigjarige auteur die romans, kinderboeken en essaybundels publiceerde. Aan dit boek over tuinieren en tuinen beleef ik heel veel plezier. Het is geschreven door een Britse, in een heel plezierige stijl en behandelt ook tuinen in de literatuur en beeldende kunst. Dat inspireerde me om tuingedichten te selecteren voor Letterlievend, waar ook al zomergedichten te vinden zijn.

Hier een aardige bespreking van het boek. Let op de kat!


Martinus Nijhoff- De moeder de vrouw

Ik ging naar Bommel om de brug te zien.

Ik zag de nieuwe brug. Twee overzijden

die elkaar vroeger schenen te vermijden,

worden weer buren. Een minuut of tien

dat ik daar lag, in 't gras, mijn thee gedronken,

mijn hoofd vol van het landschap wijd en zijd -

laat mij daar midden uit de oneindigheid

een stem vernemen dat mijn oren klonken.

 

Het was een vrouw. Het schip dat zij bevoer

kwam langzaam stroomaf door de brug gevaren.

Zij was alleen aan dek, zij stond bij 't roer,

 

en wat zij zong hoorde ik dat psalmen waren.

O, dacht ik, o, dat daar mijn moeder voer.

Prijs God, zong zij, Zijn hand zal u bewaren.

Het zal niemand ontgaan zijn dat het weer boekenweek is, inclusief het geschenk, dit jaar geschreven door Jan Siebelink. Deze had al enige tijd geleden een boek klaarliggen. Het ware beter geweest dat Oscar het geschenk was geworden. Gelukkig is er ook een essay van Murat Isik, Mijn moeders strijd.

Als doekje voor het bloeden na de ophef over de mannelijke schrijvers die het boekenweekgeschenk en -essay mochten schrijven, terwijl het thema 'De moeder de vrouw' is, werd het boekenweekgedicht geïntroduceerd en dat mocht een vrouw schrijven.

Het thema verwijst natuurlijk naar het gedicht van Martinus Nijhoff met dezelfde titel. Op de pagina Tweede gebruik kon je dit gedicht al tegenkomen. De CPNB heeft Naomi Esther Perquin gevraagd een gedicht bij dit thema te maken. Op de site van de boekenweek vind je meer gedichten over moeder. Op Letterlievend heb ik een pagina gemaakt met oudere gedichten over moeders, van  onder andere Vasalis , Kopland, Claus en Elsschot: Moedergedichten.

Moeder

Zoals ze in je praat en dingen vindt, dwars door je eigen woorden
klinkt, vaak ongevraagd, doe je haar nou wat opzij, je hebt toch
ogen, waarom moet dat nou zo open, die mouwen staan
je raar en doe een das om als het waait.

Zoals ze in je borstkas zucht wanneer je iets onnodigs dreigt te kopen,
zegt dat suiker, vet, voor je bloed, je hart, je lever slecht, door
drank en sigaretten is gekwetst, als je slordig oversteekt
of fietst door rood - je mag van haar niet dood,
niet eens geschud, geschaafd.

Als een achtervolgingsscène die een leven lang vertraagd
wordt afgespeeld. Ze loopt je na. Dit voortbewegen,
één en twee, in hetzelfde beeld.

Zo vaak val je tegen, zo vaak val je mee. Steeds ongevraagd
gered. Bij hond, stoep, hek en noodlot weggegrist.
Je kijkt naar haar. Je weet niet wie ze is.


Een nieuwe lente en een nieuw geluid

 

"Mensen, wat een dag, Wat een dag. Een nieuwe lente is aangebroken, een nieuw geluid te horen",  citeerde Theo Hiddema losjes uit De Mei, voor aanhangers van Forum voor Democratie tijdens de verkiezingsbijeenkomst van zijn partij in Zeist. Het is wel bijzonder dat deze rechtse politicus regels van een dichter met communistische ideeën aanhaalt. Overigens schreef Herman Gorter pas idealistische poëzie na De Mei. Dit lange gedicht is vooral een lofzang op de schoonheid van het Nederlandse landschap en moest volgens de dichter een werk vol kleur en klank zijn. En dat is het meer dan een eeuw later nog.

Het hele gedicht, dat Gorter, een classicus, in 1889 schreef kan je hier lezen . Op letterlievend vind je veel meer tweede gebruik .



Nederland Leest 2018 

We krijgen weer een boek cadeau in de maand november. Nederland Leest pakt het breder, maar minder literair aan en geeft een boekje uit met bijdragen over koken en voeding onder het motto “Je bent wat je leest”, daarbij natuurlijk verwijzend naar de uitspraak “Man ist was man isst ”, van Feuerbach.

Wat valt er over dit thema te lezen in de literatuur? Een aantal titels van romans en novellen schieten je zo te binnen.

Willem Elsschots Kaas, Het hemelse gerecht van Renate Dorrestein, Het diner uiteraard en Troost van Giphart. Twee titels met zeevruchten: De oesters van Nam Kee van Kees van Beijnum en Oesters van Rasha Peper. Ernest Van der Kwast schreef verfrissend over een Italiaanse familie en de geschiedenis en het proces van ijsmaken in De ijsmakers.

Ronald Giphart leidt de bundel van Nederland Leest in, niet vreemd want hij maakte al in 2005 een bloemlezing met dit thema. 


Op  Letterlievend maakte ik een nieuwe themapagina met gedichten over eten. In de Nederlandse poëzie zien we het alledaagse eten met name in de zestiger jaren een plaats krijgen. Buddingh en Bernlef introduceerden de aardappel, en de boterham in de poëzie. En natuurlijk de sandwichspread...


ARMANDO OVERLEDEN en                                    Oud Amelisweerd Dicht

Kunstenaars lijden aan de tijd. Aan de vergankelijkheid. Ze gaan het gevecht met de eeuwigheid aan, terwijl ze weten dat ze dit gevecht zullen verliezen ondanks kortstondige overwinningen. Laat ze maar hun gang gaan, ze weten niet beter.'

Uit: De haperende schepping (2003)
 


Van schorriemorrie tot rambam

Afgelopen weekeinde schreef Youp van ’t Hek zijn column in de NRC onder de titel Sjorriemorrie. Hij eindigde zijn relaas met een verwijzing naar de Mei van Gorter, Umberto Tan een nieuwe lente en een nieuw geluid wensend en dat terwijl er op de grachten nog geschaatst werd toen de krant in de bus viel. Meer tweede gebruik van poëzie vind je hier.

We kennen in het Nederlands veel meer van die intern rijmende woorden. Harrewarren, holderdebolder, kinnesinne, kissebissen en lanterfanter zijn mooie voorbeelden. In Opperlandse Taal- en letterkunde van Battus (Hugo Brand Corstius)  is er veel over te vinden onder de titel De wet van Hoyle Boyle. Rambam is trouwens de passende naam van een confronterend televisieprogramma.

Youps woordspeling op schorriemorrie is veel origineler. dan die nieuwe lente.Overigens is os en ezel in het Hebreeuws sjorim cha morim, via het Jiddisch is dat ons woord schorriemorrie geworden. Er staat dus schorriemorrie in de stal. En deze klanken bekken lekker. Bedacht Annie MG waarschijnlijk daarom de titel Jorrie en Snorrie?

                                                                                                    Ook iets wat lekker bekt: straatpoëzie in Rotterdam.


Benedicte en Willem Bilderdijk

Gek toeval. Op de Bilderdijkstraat in Amsterdam is een kliniek gevestigd die je met bijvoorbeeld hypnotherapie van je rookverslaving kan bevrijden. Bilderdijk, wie was dat ook alweer?  Een zeer romantische geest die veel schreef en zijn leven zelf beschreef en zichzelf daarbij niet minder beduidend maakte; hij las naar eigen zeggen op driejarige leeftijd Homerus’ Ilias. Bilderdijk  gaf Nederlandse les aan Lodewijk Napoleon en had vaak extreme standpunten. Hij was bijvoorbeeld tegen inentingen en dijken, maar schreef ook een verhandeling op rijm tegen roken, Het nicotiaansche kruid. Benedicte Ficq kan er misschien nog wel wat aan hebben in haar strijd tegen de tabakslobby.

Weg met dat stinkend stof! weg met die vuile dampen, 
De lucht en 't heldre licht van tafeltoorts en lampen 
Verduistrend, d'ademtocht verstikkend, en vergift 
Voor borst en ingewand! Wat razerny van drift 
Kon zoo het menschenras van zelfbesef berooven, 
Om dus zich 't leven in den boezem uit te doven? 
En, Hemel, alles is aan deze dolheid vast, 
En gaat op prikklingstank en walgingrook te gast! 
Euroop, wat zijt ge dwaas! - Van waar toch dit gelusten 
Naar 't onkruid, naar 't vergif van Oost- en Westerkusten?

Twee reddelozen in Rotterdam.....

In het Scheepvaartcollege dat gevestigd is in een overweldigend gebouw aan de Maas is op de begane grond een enorme wand met teksten en afbeeldingen te zien. Mijn verbazing was groot toen ik te midden van de stoere, daadkrachtige Rotterdamse studenten in hun maritieme sfeer enkele strofen uit een gedicht van Martinus Nijhoff zag. 

Twee reddelozen

 

Zij gaat 's nachts vaak naar de haven 

Waarheen ze vroeger met mij ging, 
Aan de eeuwige zee, aan de sterren, 

Vraagt ze waarom het voorbij ging - 

 
En de wind en de lichten der schepen 
Zeggen dat al wat voorbijgaat 
Op een reis is zonder thuisreis 
Naar een einde waar niemand ons bijstaat - 
 
 
 
In mijn hooge verlichte venster 
Tusschen schoorsteene' en torenklokken 
Heb ik tegenover den hemel 
Een eenzame voorpost betrokken. 
 
In alles te kort geschoten, 
Staar ik bij het raam op de stad 
En vraag: was ik grooter geworden 
Wanneer ik had liefgehad?
 
Martinus Nijhoff

in 2011 was Het leven is vurrukkulluk het boek van Nederland Leest. Remco Campert las het integraal voor.  Nu is het eindelijk verfilmd door Frans Weisz. Het is een licht melancholiek verhaal over jongeren die niet in de maatschappij geloven en wel in hun genot, maar zich realiseren dat dat maar tijdelijk is. Het motto van het boek is ontleend aan Martinus Nijhoffs Het tuinfeest.

Zij zij zingen, nijgen naar elkaar en kussen,

Geenszins om de liefde, maar om de sublieme

Momenten en het sentiment daartussen.

Meer nieuws over Remco Campert

Pas verschenen, de nieuwste dichtbundel: Open ogen. Een bundel waarin Campert minder bedeesd is. 

In zijn nieuwste poëzie is de broze dichter Remco Campert een ridder zonder vrees. (Arjan Peters)

 

 


Het litteken van de dood

Precies tien jaar na het overlijden van Jan Wolkers verscheen de monumentale biografie van Jan Wolkers, het werk waarop Onno Blom promoveerde. Het was in Nederland hét literaire evenement van deze herfst. DWDD wijdde er een hele uitzending aan . 

De dood was deze maand nadrukkelijk aanwezig. Onder andere in artikelen over poëzie voor eenzaam gestorvenen, gebundeld in Tot Zover. Daarom verzamelde ik weer nieuwe gedichten en artikelen voor deze website op de pagina Afscheidsgedichten.

DE HERINNERING

Het is zo lang geleden
Dat het vergeten had moeten zijn,
Het is zo vers
Als een voetstap in het gras,
Als rook die wegtrekt uit een open raam,
Dauw die druppelt langs gewas
Door aarde en stof,
Een gedachte die er niet meer was.

 

Op de zijgevel van het geboortehuis van Jan Wolkers   staat de tekst van het gedicht De herinnering.


Literatuur op blik

De geweldig mooie en informatieve website www.literatuurmuseum.nl wijdde een pagina aan koektrommels met daarop taferelen uit de Camera Obscura van Hildebrand, ofwel Nicolaas Beets. In mijn blikkenverzameling heb ik een exemplaar van een blik met taferelen van Brand in de Jonge Jan, een sociaal bewogen toneelstuk van Herman Heijermans. In het stuk uit 1903 blijkt dat hebzucht en bedrog mensenlevens kosten.

Het wordt nog steeds op de planken gebracht. 

 

 


Dit blikje is overigens niet het enige in zijn soort binnen de collectie van het Literatuurmuseum. In 2010 werd het verblijd met de schenking van een trommeltje met een versje uit de Proeve van kleine gedigten voor kinderen van Hiëronymus van Alphen, met vijf prentjes.

 


Populisme, schreeuwerigheid en nepnieuws: lees dit gedicht van Maria Barnas

Massa 

Wij zijn de roeiers die met dauw op het gezicht
de ochtend in roeien zonder geluid. 
Wij zijn degenen waar kranten zich op richten
waar cijfers zich om buigen en kaders zich om sluiten
Wij zijn het risico dat u spreidt.
Wij hebben elkaar gevonden en zullen pas zwijgen
wanneer we begrijpen waartoe wij hier in godsnaam zijn.

Hebt u daar soms iets mee te maken? Bent u het 
die ons ondermijnt; doet kwijnen in een zee van willekeur 
omdat we met velen zijn: ons gejammer 
is nooit zo krachtig als de schreeuw van de vrouw
van wie de handen op de trambaan branden.
Daar staat ze. Ze schreeuwt zoals een vrouw 
van wie de handen branden schreeuwt.

Wij vernietigen onszelf naarmate wij luider van ons 
laten horen en later zijn wij de onvolmaakte raven 
van inkt in de palm van uw hand die u schudt
als van een vreemde in het allerlaatste licht.
Waar gaan ze heen de roeiers bewegen zich 
onnatuurlijk achterstevoren ze slaan de spanen 
waterwijd en trekken zich terug langs het land.

© 2007, Maria Barnas

Er staat een stad op
De Arbeiderspers, Amsterdam, 2007

 


Een gedicht van Hester Knibbe voor Berlijn en Aleppo.

En ze zeiden dat

zegenen helpen betekent, maar er waren die nacht
zoveel wonden op de wereld dat mijn ogen
en benen verlamden. En ik was

bang, bang voor bloed aan mijn handen en
dat ik daarmee dan over mijn gezicht buik
en armen. Daarom riep ik

zegen mij zegen mij de angstige.

 



Er is deze dagen veel aandacht voor De Stijl in Nederland. Exposities, o.a. in het gemeentemuseum in Den Haag, herdenken dat het honderd jaar geleden is dit jaar dat het tijdschrift voor het eerst werd uitgegeven. 

Theo van Doesburg schreef onder het pseudoniem I.K. Bonset poëzie. Zijn pseudoniem is  een anagram van 'Ik ben sot'. Hier zijn dadaïstische invloeden zeker merkbaar. 

De Stijl is een Nederlandse kunstbeweging, vernoemd naar het in 1917 in Leiden opgerichte tijdschrift De Stijl. De belangrijkste leden van De Stijl waren Theo van Doesburg, Piet Mondriaan, Vilmos Huszár, Bart van der Leck, J.J.P. Oud, Jan Wils, Robert van 't Hoff, Gerrit Rietveld en Georges Vantongerloo. De Stijl is vooral een project van kunstenaar en publicist Theo van Doesburg, de zelfbenoemde oprichter, redacteur en propagandist van De Stijl. De leden van De Stijl streefden naar een radicale hervorming van de kunst, die gelijke tred hield met de technische, wetenschappelijke en sociale veranderingen in de wereld. Deze hervorming bestond uit het gebruik van een minimum aan kleuren (primaire kleuren, gecombineerd met zwart, wit en grijs) en een zo eenvoudig mogelijke vormgeving (bij voorkeur volgens het orthogonaal stelsel). Hoewel er van het tijdschrift De Stijl nooit meer dan 300 exemplaren verkocht werden, had het een grote invloed op de kunst in Nederland en daarbuiten. Internationaal is De Stijl beter bekend onder de naam neoplasticisme of Nieuwe Beelding waarbij het vanaf de jaren 30 een centrale rol in de Europese avant-garde speelde.

Theo van Doesburg 

Piet Mondriaan 


POLITIEK

Deze maand staat in het teken van de politiek, zowel in ons eigen land als daarbuiten. Na de onverwachte overwinning van Donald Trump volgden er vele analyses. In het licht van de literatuur  was de column van Arjen Fortuin in de NRC met de titel  Welk boek kan ons troosten op de avond na de verkiezingen wel het meest interessant. Engelse lezers citeerden uit vertaling van De Avonden van Gerard Reve een prachtige passage:  “What do the people want. Nothing good, that much is certain. “  

 

 

 

 

 

 


W.F. Hermans schreef een prachtig cynisch boek over politiek: Ik heb altijd gelijk.

In dat boek is de hoofdpersoon een boze witte man  zich miskend voelt en graag mensen (m.n. de katholieken) kwetst. Hij wil echter niet een nationalistische Nederlandse partij oprichten, maar Nederland opheffen en in Europa op laten gaan. Hoogst actueel dus.   


Harry Mulisch liet zich vaker over politiek uit dan zijn collega's Hermans en Reve. Hij zei onder andere over zichzelf  "Ik ben de Tweede Wereldoorlog". Mulisch was bevriend met politici zoals Hans van Mierlo en had een tijd communistische sympathieën.  In De ontdekking van de hemel wordt heel wat over de politiek in Nederland geschreven, met name in de passages over Onno Quist.


Getuigenis

Ze willen dat ik schrijf

voor de vooruitgang.

Maar ik kan niet schrijven zoals zij,

al stam ik van hen af.

Ik moet de wijken van het volk in

en mijn oor te luisteren leggen:

zo hoor je nog eens wat.

Wat wil het volk?

Niet veel goeds, dat is zeker.

Dus ga ik de straat op,

met mijn eigen vaandel

waarop geschreven staat:

Vrijheid! Ziekte! Ouderdom!

Lang leve de Dood!

Gerard Reve

Verder legde Fortuin de prachtige link tussen het boek Abeltje van Annie M.G. Schmidt en de Amerikaanse verkiezingen. De mottenballenkoopman Tump (!) wordt in dit boek president van Perugona zonder te weten wat het ambt inhoudt en het volk komt in opstand. Gelukkig verlost juffrouw Klaterhoen hem snel uit zijn lijden en het land van hem.