In de maand juli trouwde een mooi stel in het voormalige huis van C.O. Jellema. Het deelde kussenslopen uit met prachtige regels uit het gedicht Zomernacht. Mijn drie weken oude kleinkind Valerie was erbij en de foto inspireerde tot een pagina met meer zomergedichten .

Het leven in juni

Om mij heen is alles luidkeels in leven 
de boer op zijn maaier, blatende schapen 
in de esdoorn een zwartkop die roept 
om een vrouwtje, uit bloemkelken klinkt 
het geronk van een bij. 

En ik leef ook maar moet dat zelf zeggen 
want niets van al wat ik waarneem noemt mij. 
Zoals je met vrienden wel praat over vroeger: 
We waren aan zee, in een tent, heel gelukkig - 
vraagt iemand: was jij daarbij? 

Dus ben ik alleen in de tuin in de wereld 
en om mij heen ademt alles en in huis 
zit een man. Dit is het leven, schrijft hij, 
deze ochtend in juni, de zwartkop zingt 
en in de tuin zit zij. 

Marjoleine de Vos 

Uit: Het waait
Uitgever: Van Oorschot, Amsterdam 2008


 

Zomernacht - C.O. Jellema 

Doe nu die gedachten dicht van je.

Denk nu eens liever niet na over morgen.

Kijk niet steeds weer die bosrand van gisteren

na, bramenplukker die je bent zoals vroeger

maar nu. Maak even geen onderscheid tussen

een wie en hoezo en de kans op anders.

 

Doe in je hoofd uit de lamp, hoor wat er is,

ademt en ritselt, kwaakt in de kikkers.

Leef met je lichaam van nachtwind de koelte.

Geeuw je een gat in het hart en proef het

zo rood al sap van bramen. Wees langzaam

door vogels gezongen het wordende licht.

Uit: Stemtest, 2003

 

Het tuinfeest - Martinus Nijhoff 

 

De Juni-avond opent een hoog licht

Boven de vijver, maar rond om de helle

Lamp-lichte tafel in het grasveld zwellen

De boomen langzaam hun groen donker dicht.

 

Wij, aan 't dessert, eenzelvige rebellen,

Ontveinzen 't in ons mijmerend gedicht,

Om niet, nu 't uur eind'lijk naar weemoed zwicht,

Elkanders kort geluk teleur te stellen.

 

Ginds, aan de overkant, gaan reeds gitaren,

En lampions, en zacht-plassende riemen,

Langzaam over verdronken sterren varen—

 

Zij zingen, nijgen naar elkaar en kussen,

Geenszins om liefde, maar om de sublieme

Momenten en het sentiment daartusschen.

Uit: Vormen, 1924.

 

Ligstoel (Voor Jan Fabre) - Herman de Coninck

 

Er is een soort niets dat ik zoek. Wat je overhoudt

als je uit de kom van je beide handen hebt willen drinken:

je beide handen. Geuren lanterfanteren door de tuin.

 

Ik heb een ligstoel onder me waarin zo laag als ik maar

in mezelf kan liggen, op mijn rug, het onderste wat ik heb, lig.

Hoe is dit liggen? Zoals je een cognac afmeet door het glas

horizontaal te leggen, zo is dit liggen, ik heb veel van mezelf

nodig om vol te zijn, wat ik nodig heb is vooral: weinig.

 

Er is te weinig weinig. De vergevingsgezindheid

van het niets waarin wij, als we eveneens

niets zouden zijn, zouden passen.

De lucht is zo blauw als vergeetachtigheid,

De lucht is zo blauw als blauwsel waarmee destijds

linnen werd gewassen om witter te zijn.

Uit: Nu, dus

 

Opening van het visseizoen - K. Schippers 

 

Eindelijk buiten. 

Water is water. 

Riet is riet. 

Een eend lijkt op een eend.

 

Maar nu begint mijn vader (62) weer. 

Hij noemt waterhoentjes strijkbouten 

en vindt dat de maan 

ondergaat 

als 

de 

zon.

Uit: Een klok en profil

 

Pas op voor de hitte - Annie M.G. Schmidt 

Denk aan juffrouw Scholten,

die is vandaag gesmolten,

helemaal gesmolten, op de Dam.

Dat kwam door de hitte,

daar is ze in gaan zitten

- als je soms wil weten hoe dat kwam.

Ze hebben het voorspeld: Pas op, juffrouw, je smelt!

Maar ze was ontzettend eigenwijs...

Als een pakje boter,

maar dan alleen wat groter,

is ze uitgelopen, voor het paleis.

 

Enkel nog haar tasje

lag daar in een plasje...

Alle kranten hebben het vermeld

op de eerste pagina.

Kijk het zelf maar even na.

Ja, daar staat het, kijk maar: dame smelt.

 

Die arme juffrouw Scholten...

helemaal gesmolten...

Als dat jou en mij eens overkwam...

Laten we met die hitte

overal gaan zitten...

maar vooral niet midden op de Dam.


Nu is er weer dat zomerse godlof - Remco Campert

Nu is er weer dat zomerse godlof

van meisjes die in korte rokken

door alle straten fietsen

in ons land, ons land gezegend

met pastoors en dominees

die met schuine oogjes kijken

naar dat deksels jonge volkje

dat met naakte knietjes

door hun straten fietst godlof

en in de zwoele avondlucht

in hun seringentuin

werken zij verder

de pastoors en dominees

aan het gemengd-zwemverbod

 

Uit: Dichter,1995

 

Onder het vee - Rutger Kopland 

 

En toen de zomer dan toch weer was teruggekeerd

en wij dus weer zaten te drinken bij de rivier.

Zijn oude armen bewogen nog, naar daar, die wereld

dat langzame, eeuwige leven van vee in de verte.

 

Ieder mens zou een dier moeten zijn, moeten sterven

in de herfst, en in de lente weer worden geboren.

 

Of, ieder mens zou een rivier moeten zijn, komen

zonder verlangen te blijven, gaan zonder heimwee.

 

Zo zaten we dus weer te drinken daar, tegen de tijd,

oude verhalen, oude jenever, maar de zon ging wel onder.

 

En hij sliep in. Omdat de wereld insliep. Zwart

zat hij bij de rivier, zwart gat in het uitzicht.

 

Uit: Geduldig Gereedschap, 1993

 

 

De lenige liefde (4) - Herman de Coninck 

 

Middenin de vlakte van juli

kwam ik je tegen. Ik woon hier, zei je.

Ik keek naar de bloemen. Ja, dat zie ik,

zei ik, en waar leerde je de kunst

om niet lang te duren? Ook hier, zei je.

 

Je was lenig; en je woorden waren zo

doorschijnend, ik kon je er helemaal

door zien.

En daar lag ik al in het gras

en wat hield ik in mijn hand?

Een oortje, waarin het lange woord

'lieveling' uitgoot, zonder morsen.

 

 

Begin zomer - Ingrid Jonker 

Voor Simone

 

Begin zomer en de zee

een opengebroken kweepeer

de lucht als een kind

z'n ballon

hoog boven het water

Onder de parasols

als gestreept snoepgoed

mieren van mensen

en de gulle lach van de baai

heeft gouden tanden

 

Kind met het gele emmertje

en de vergeten vlecht

je mond is zowaar een klokje

de kleine huig de kleine klepel

Jij bespeelt de zon de hele dag

als een ukelele

 

Uit: Ik herhaal je, 2002.