
Een bezoek aan The National Railwaymuseum in York inspireerde mij om treingedichten te verzamelen. In dat museum is ook een posttrein te zien en W.H. Auden schreef daarover het gedicht This is the Nightmail. Een rapper avant-la-lettre?

Willem Wilmink - Echtpaar in de trein
voor Wobke
Met de allerliefste in een trein
kan aangenaam en leerzaam zijn.
De prachtig vormgegeven stoel
geeft allebei een blij gevoel.
Voor ‘t verre reisdoel kant en klaar
zit ik dus tegenover haar.
De trein maakt zijn vertrouwd geluid
en zij rijdt vóór-, ik achteruit.
We zien dezelfde dingen wel,
maar ik heel traag en zij heel snel.
Zij kijkt tegen de toekomst aan,
ik zie wat is voorbijgegaan.
Zo is de huwelijkse staat:
de vrouw ziet wat gebeuren gaat,
terwijl de man die naast haar leeft
slechts merkt wat zijn beslag al heeft.
Van nieuw begin naar nieuw begin
rijdt zij de wijde toekomst in,
en ik rij het verleden uit.
En beiden aan dezelfde ruit.
Piet Paaltjens - Aan Rika
Slechts éénmaal heb ik u gezien. Gij waart
Gezeten in een sneltrein, die de trein
Waar ik mee reed, passeerde in volle vaart.
De kennismaking kon niet korter zijn.
En toch, zij duurde lang genoeg om mij,
Het eindloos levenspad met fletse lach
Te doen vervolgen. Ach! geen enkel blij
Glimlachje liet ik meer, sinds ik u zag.
Waarom hebt gij van dat blonde haar,
Daar de englen aan te kennen zijn? En dan,
Waarom blauwe ogen, wonderdiep en klaar?
Gij wist toch, dat ik daar niet tegen kan!
En waarom mij dan zo voorbijgesneld,
En niet, als 't weerlicht, 't rijtuig opgerukt,
En om mijn hals uw armen vastgekneld,
En op mijn mond uw lippen vastgedrukt?
Gij vreesdet mooglijk voor een spoorwegramp?
Maar, Rika, wat kon zaalger voor mij zijn,
Dan, onder hels geratel en gestamp,
Met u verplet te worden door één trein?
C.B. Vaandrager – Nederlandse Spoorwegen
Tanja, je kunt kiezen:
9.08
9.28
39
55
10.09
30
39
11.09
11.43
Doe Amsterdam de groeten
en geen gesodemieter.
Bert Voeten - De trein
Er rijdt door mijn hoofd een trein
vol joden, ik leg het verleden
als een wissel om en ik tel
de veewagons met de grendels:
vijftig wagons, in elke
wagon vijftig mensen. Men ligt
geklemd tussen ledematen,
men is drager of gedragene,
gevangenen van elkander
in het duister van de wagon
in het duister zonder water,
zonder lucht,
zonder hoop.
Rutger Kopland : Zomertje
(…)
's Avonds
Opa zweeft in de lucht tussen de sterretjes.
Het is zo ingewikkeld en zo vaak veranderd
dat het eenvoudiger is te stellen dat alles
bij het oude bleef.
Treinen mompelen op het rangeerterrein,
als ze niet stil kunnen staan, niet kunnen
rijden. Ook jij luistert denk ik. Waar je ligt
is het alsof de aarde een beetje beweegt,
zo donker is het.
Uit: Alles op de fiets (1969)
Gerrit Achterberg – Hulshorst
Hulshorst, als vergeten ijzer
is uw naam, binnen de dennen
en de bittere coniferen,
roest uw station;
waar de spoortrein naar het noorden
met een godverlaten knars
stilhoudt, niemand uitlaat
niemand inlaat, o minuten,
dat ik hoor het weinig waaien
als een oeroude legende
uit uw bossen: barse bende
rovers, rans en ruw
uit het witte veluwhart.

Hanny Michaelis - Nacht: veilige overkapping
waar de droomtrein te wachten staat
die me naar je terugbrengt
door een tunnel van slaap.
samen gaan we het pad
naar de zee, blauw
en warm onder de zon
van een voorbije zomer.
Maar altijd rijdt de trein
terug naar het lege perron
van een dag zonder jou.
Judith Herzberg – Het vrolijkt
Mij vrolijkt het
als bij de boerderij
waar deze trein
voorbij rijdt, vijf
blauwe overalls
te drogen hangen
aan een lijn.
Mij vrolijkt ook
de gans die in een wei
lijkt te staan peinzen.
Jan van Nijlen - Bericht aan de reizigers
Bestijg de trein nooit zonder uw valies met dromen,
dan vindt ge in elke stad behoorlijk onderkomen.
Zit rustig en geduldig naast het open raam:
gij zijt een reiziger en niemand kent uw naam.
Zoek in 't verleden weer uw frisse kinderogen,
kijk nonchalant en scherp, droomrig en opgetogen.
Al wat ge groeien ziet op 't zwarte voorjaarsland,
wees overtuigd: het werd alleen voor u geplant.
Laat handelsreizigers over de filmcensuur
hun woordje zeggen: God glimlacht en kiest zijn uur.
Groet minzaam de stationschefs achter hun groen hekken,
want zonder hun signaal zou nooit één trein vertrekken.
En als de trein niet voort wil, zeer ten detrimente
van uwe lust en hoop en zuurbetaalde centen,
Blijf kalm en open uw valies; put uit zijn voorraad
en ge ondervindt dat nooit een enkel uur te loor gaat.
En arriveert de trein in een vreemdsoortig oord,
waarvan ge in uw bestaan de naam nooit hebt gehoord,
Dan is het doel bereikt, dan leert gij eerst wat reizen
betekent voor de dolaards en de ware wijzen...
Wees vooral niet verbaasd dat, langs gewone bomen,
een doodgewone trein u voert naar 't hart van Rome.
--------------------------------------
uit: Verzamelde Gedichten (1964)
WH Auden - Night mail
This is the night mail crossing the Border,
Bringing the cheque and the postal order,
Letters for the rich, letters for the poor,
The shop at the corner, the girl next door.
Pulling up Beattock, a steady climb:
The gradient's against her, but she's on time.
Past cotton-grass and moorland boulder
Shovelling white steam over her shoulder,
Snorting noisily as she passes
Silent miles of wind-bent grasses.
Birds turn their heads as she approaches,
Stare from bushes at her blank-faced coaches.
Sheep-dogs cannot turn her course;
They slumber on with paws across.
In the farm she passes no one wakes,
But a jug in a bedroom gently shakes.
II
Dawn freshens, Her climb is done.
Down towards Glasgow she descends,
Towards the steam tugs yelping down a glade of cranes
Towards the fields of apparatus, the furnaces
Set on the dark plain like gigantic chessmen.
All Scotland waits for her:
In dark glens, beside pale-green lochs
Men long for news.
III
Letters of thanks, letters from banks,
Letters of joy from girl and boy,
Receipted bills and invitations
To inspect new stock or to visit relations,
And applications for situations,
And timid lovers' declarations,
And gossip, gossip from all the nations,
News circumstantial, news financial,
Letters with holiday snaps to enlarge in,
Letters with faces scrawled on the margin,
Letters from uncles, cousins, and aunts,
Letters to Scotland from the South of France,
Letters of condolence to Highlands and Lowlands
Written on paper of every hue,
The pink, the violet, the white and the blue,
The chatty, the catty, the boring, the adoring,
The cold and official and the heart's outpouring,
Clever, stupid, short and long,
The typed and the printed and the spelt all wrong.
IV
Thousands are still asleep,
Dreaming of terrifying monsters
Or of friendly tea beside the band in Cranston's or Crawford's:
Asleep in working Glasgow, asleep in well-set Edinburgh,
Asleep in granite Aberdeen,
They continue their dreams,
But shall wake soon and hope for letters,
And none will hear the postman's knock
Without a quickening of the heart,
For who can bear to feel himself forgotten?