Tuingedichten

Peter Theunynck - Laat er een tuin zijn

Laat er een tuin zijn
waar de bladeren heel traag
vallen, menig maal
hun laatste landingsplaats
bepalen, alvorens
de aarde juist te raken
waar ze in het verlengde
van hun vrije val ligt.

Laat het mijn tuin zijn
waar de wereld eeuwig blijft
haperen tussen zomer en herfst
tussen vallen en opstaan.


Chris J. van Geel - Bijen
Als ik mij buk naar takken die ik raap,
naar honing die de grond van bloemen is,
ik die de tuin inloop, schrikken zij niet.
Verknocht als zij aan wat ze doen verdiep
ik mij in wat ik breek, verzet hun zoemen
van bloem naar bloemen op begane grond.


Rutger Kopland - De rode beuk

Hier staat de rode beuk

met het eindeloos grote

geduld van een boom.

 

Hier staat de rode beuk

hij ziet en hij hoort ons

en is ons vergeten.

 

Hier staat de rode beuk

voor hem is het altijd altijd

en hier is het nergens

Uit: Toen ik dit zag

 

 


Cees Stip - De rozen 

Je opende de openslaande deuren:
het leek of met de rozen rond het gras
het paradijs teruggewonnen was,

alleen met nog meer kleuren en meer geuren.

Wie dit gekend heeft moet maar niet meer zeuren.
De dagen van de rozen zijn zo ras
vervlogen dat ik ze na jaren pas
weer dromen kan in geuren en in kleuren.

Door rozegeur word ik met open ogen
nog mooier dan door maneschijn bedrogen,
en snuif ik diep en doe mijn ogen dicht
dan gaat mijn neus, ontsnapt uit mijn gezicht,
de hortus op en wandelt door de tijd
een weg terug die over rozen leidt.

 


Jan van Nijlen - Het venster

Hij, Die in een vreemd huis,
van uit het venster kijkt
over een stille buurt
van kleine tuinen,
droomt voor een ogenblik
zich veilig thuis.
Hij ziet de goudenregen,
de warme kleur der bruine,
fluwelen violier

en, verder de mooie narcis.
Hij vraagt zich af of hij,
wien het gegund is hier te wonen,
niet, voor één enkle dag,
gerust, tevreden is
en de jonge vrouw,
ginds bij die anemonen,
vannacht geen minnaar
in haar armen drukt

die morgen, op zijn beurt, 
van uit een open raam 

naar and're tuinen tuurt,
en, hopend en verrukt,
droomt van een nieuw geluk
nog zonder naam.

 

 


J. Bernlef - Perken en paden

Onder iedere tuin tikt een tijdbom

daarom juist staat hij daar zo fier

licht leunend tegen de vlier

overziet hij zijn perken en paden

Hij bedwingt het fatale onderaardse getik

door voren te trekken, heggen te knippen

borders te zomen, alle wildgroei tegen te gaan

Klein en nietig als een mier

doorkruist hij het mijnenveld

benoemt iedere bloem in zijn

bloeiende, voorttikkende tuin.

Uit: Vreemde wil


Rutger Kopland - Onder de appelboom

Ik kwam thuis, het was 
een uur of acht en zeldzaam 
zacht voor de tijd van het jaar, 
de tuinbank stond klaar 
onder de appelboom ik ging zitten en ik zat 
te kijken hoe de buurman 
in zijn tuin nog aan het spitten 
was, de nacht kwam uit de aarde 
een blauwer wordend licht hing 
in de appelboom 
toen werd het langzaam weer te mooi 
om waar te zijn, de dingen 
van de dag verdwenen voor de geur 
van hooi, er lag weer speelgoed 
in het gras en verweg in het huis 
lachten de kinderen in het bad 
tot waar ik zat, tot 
onder de appelboom 
en later hoorde ik de vleugels 
van ganzen in de hemel 
hoorde ik hoe stil en leeg 
het aan het worden was 
gelukkig kwam er iemand naast mij 
zitten, om precies te zijn jij 
was het die naast mij kwam 
onder de appelboom, zeldzaam 
zacht en dichtbij 
voor onze leeftijd.

Uit: Onder het vee